ECLI:NL:RBDHA:2021:11830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
09/088463-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en smaadschrift via sociale media

Op 29 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man, die werd beschuldigd van belaging van zijn voormalige vriendin, bedreiging van een getuige in een eerdere strafzaak, en smaadschrift tegen een verbalisant. De feiten vonden plaats tussen 4 oktober 2020 en 30 maart 2021, waarbij de verdachte via sociale media, zoals Instagram en Telegram, beledigende en intimiderende berichten verstuurde naar de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd een contact- en locatieverbod opgelegd, evenals bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, vooral gezien het feit dat de verdachte eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan belaging, bedreiging met zware mishandeling, en smaadschrift tegen een ambtenaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/088463-21 en 09/111540-20 (TUL)
Datum uitspraak: 29 oktober 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 13 juli 2021 (pro forma) en 15 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Ariese en van hetgeen door de raadsman mr. J. Hemelaar naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 oktober 2021- ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode 4 oktober 2020 tot en met 30 maart 2021 te Leiden en/of Leiderdorp, in elk geval in Nederland (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , door
(meermalen) direct en/of indirect via een of meer Instagram accounts en/of via Telegram, althans via social media, beledigende en/of intimiderende berichten te versturen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of bekenden en/of vrienden van die [slachtoffer 1] met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. hij in of omstreeks de periode 4 oktober 2020 tot en met 3 februari 2021 te Leiden en/of Leiderdorp en/of Zoeterwoude, althans in Nederland, een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , heeft bedreigd met de dood, althans met zware mishandeling, immers heeft hij opzettelijk een of meer berichten op internet geplaatst en/of via social media verspreid, met de teksten “ [slachtoffer 2] ik ga je vangen en total loss mishandelen” en/of [slachtoffer 2] ik ga op je gezicht kerven” en/of “ [slachtoffer 2] ik maak je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op of omstreeks 19 november 2020 te Leiden, althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of goede naam van een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , als hoofdagent werkzaam bij de politie Eenheid Den Haag, gedurende en/of ter zake de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een bericht op het platform Telegram te plaatsen met de tekst: "Rechercheur [slachtoffer 3] werkzaam op politiebureau leiden/den haag vind het ook leuk om te liegen en bedreigen en verstoppen van bewijsmateriaal zodat je geen eerlijk proces krijgt. Ook 500€ voor haar adres. Iets wat mollige dame met kort bruin haar. Stuur PB;"

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte ten aanzien van de feiten geen verweer gevoerd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1:
Op 13 november 2020 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van belaging door de verdachte. Zij verklaarde dat de verdachte rond 20 oktober 2020 weer zou zijn begonnen haar te belagen door via sociale media diverse berichten te sturen naar haar vrienden en kennissen. [2] Meer concreet maakte zij melding van een bericht dat na laatstgenoemde datum is verstuurd naar [naam 1] , een kennis van [slachtoffer 1] , waarin de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] indirect heeft bedreigd met: “
Maar is goed nu weet ik dat ik haar dood ga maken ooit.” [3]
[slachtoffer 2] , een vriend van [slachtoffer 1] , heeft verbalisant [slachtoffer 3] laten weten dat hij berichten heeft ontvangen van de verdachte die zowel aan hem als [slachtoffer 1] waren gericht. [4] Deze berichten zijn (blijkens de screenshots) verstuurd rond 16 en 18 oktober 2020 vanuit de Instagram-accounts ‘ [accountnaam 1] ’ en ‘ [accountnaam 2] ’ en houden in:
- “ “
jij bent de lul. Mee liegen helpen mij een leugen te laten leven. Is goed. Hoop dat die kutje het waard voor je was. We gaan zien wat wat is. 1 voor 1.” [5] ;
- “ “
Die kanker vriendin van je is ook de lul die ga ik ook goed een lesje leren wanneer ik haar vang [6] ;
- “ “
Ik ga je straffen voor wat je hebt gedaan. Elke keer wanneer je de rest van jou leven in de spiegel kijkt ga je aan mij herinnerd worden. [7] en
- “
“Ik ga jullie schade geven en een trauma voor de rest van jullie leven zodat je mij nooit gaat vergeten; Als je weer terug wilt naar je oude leven waar je niet hele tijd paranoia hoeft te zijn of om je schouder moet kijken continu wanneer je buiten bent kom je jezelf bij mij melden en laat je mij mijn ding doen en dan mag je daarna heelhuids naar huis en hebben we het er met niemand over enige manier anders niet; Anders dit rest van je leven totdat ik je vang; En daarna is het klaar; Word je al moe [slachtoffer 2] ?” [8]
Voorts heeft verbalisant [slachtoffer 3] van [naam 2] , een vriendin van [slachtoffer 1] , screenshots ontvangen van berichten die afkomstig zijn van de Instagram-accounts ‘ [accountnaam 3] ’ en ‘ [accountnaam 2] ’, zoals “
Ik hoop voor je dat je mij nooit tegenkomt” en “
Stiekem in het geheim je masker afdoen en jezelf onthullen aan mij door jezelf borderlinertje te noemen en zogenaamd overmatig alcoholgebruik door mij he.” [9] Verbalisant [slachtoffer 3] merkt daarbij op dat deze berichten in eerste instantie gericht zijn aan [naam 2] , maar later in het gesprek gericht zijn aan [slachtoffer 1] . [10]
Ook [naam 3] , een vriend van [slachtoffer 1] , heeft in de periode van oktober 2020 tot januari 2021, diverse berichten ontvangen. [naam 3] verklaart daarover dat dit dreigementen betroffen richting hem en [slachtoffer 1] . Deze berichten zijn afkomstig van de Instagram-accounts ' [accountnaam 4] ' en ' [accountnaam 5] ', en houden onder meer in: “
Nu ook aan het spacen van de cocaïne borderline aan het doen weet ik jij schijnheilige drugsverslaafde leugenaar. Daarom ga ik je ook vangen duister kanker junk” en “
[naam 3] ik ga je vangen morgen of deze week ergens?” [11]
Op 1 april 2021 heeft [slachtoffer 1] opnieuw aangifte gedaan van belaging. Zij verklaart dat zij in de periode van 30 januari 2021 tot en met 12 maart 2021 diverse berichten heeft ontvangen afkomstig van de Instagram-accounts ' [accountnaam 6] ', ‘ [accountnaam 7] ’, ‘ [accountnaam 9]
en ‘ [accountnaam 10] ’, zoals: “
[slachtoffer 1] kom. laat mij jou is 1. goede. rechter. platte hand geven.” [12]
Uit de historische gegevens van het Instagram-account ‘ [accountnaam 5] ’ bleek dat dit account op 4 oktober 2020 is aangemaakt. [13] Uit de historische gegevens van de Instagram-accounts ' [accountnaam 9] ', ' [accountnaam 7] ', ' [accountnaam 6] ' en ' [accountnaam 8] ' bleek dat deze accounts zijn aangemaakt middels de e-mailadressen [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] . Uit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik maakt van het [e-mailadres 2] . Bovendien is bij alle accounts gebruik gemaakt van exact dezelfde IP adressen op exact dezelfde data en tijdstippen als die zijn gebruikt bij het Instagram-account ' [accountnaam 5] '. Alle accounts zouden tevens zijn voorzien van hetzelfde telefoonnummer. Het is volgens de verbalisant mogelijk dat het om hetzelfde account gaat, waarvan de naam meerdere keren is gewijzigd. [14]
Er is tevens een onderzoek verricht naar de telefoon van de verdachte. Hieruit is gebleken dat op deze telefoon diverse accounts zijn toegevoegd, waaronder ‘ [accountnaam 11] ’. [15] Verder is de HP laptop van de verdachte onderzocht. Hieruit is gebleken dat het Instagram-acount ‘ [accountnaam 4] ’ op 7 januari 2021 om 07:54 uur en op 29 maart 2021 om 20:27 uur, een dag voor de aanhouding, is bezocht. [16]
De verdachte heeft verklaard dat hij het account ‘ [accountnaam 8] ’ heeft aangemaakt. [17] Op 1 april 2021 heeft de verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat het klopt dat hij [slachtoffer 1] weer lastig viel in oktober. Op de opmerking van de rechter-commissaris dat ook haar vrienden en bekenden door hem zijn benaderd heeft de verdachte verklaard dat dit klopt. De verdachte heeft ook verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft lastiggevallen in oktober door berichten te sturen naar [slachtoffer 2] , en door vrienden van [slachtoffer 1] te benaderen. [18]
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] en bekenden van haar ontvangen berichten komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte deze berichten heeft verstuurd, gelet op het feit dat zijn e-mailadres is gebruikt bij het aanmaken van de Instagram-accounts ' [accountnaam 9] ', ' [accountnaam 7] ', ' [accountnaam 6] ' en ' [accountnaam 8] '. Bovendien is bij alle accounts gebruik gemaakt van dezelfde IP-adressen op exact dezelfde data en tijdstippen als die zijn gebruikt bij het Instagram-account ' [accountnaam 5] ' en zijn middels de telefoon van de verdachte diverse accounts toegevoegd, waaronder ‘ [accountnaam 11] ’. Verder overweegt de rechtbank in dit verband dat de berichten, zoals hierboven geciteerd, een dusdanig specifieke en kenmerkende schrijfstijl hebben, dat de verdachte op basis van deze schrijfstijl te linken is aan alle hiervoor genoemde accounts. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte de persoon is geweest die achter de accounts ‘ [accountnaam 1] ’, ‘ [accountnaam 2] ’, ‘ [accountnaam 3] ’ ' [accountnaam 4] ', ' [accountnaam 5] ', ' [accountnaam 6] ', ‘ [accountnaam 7] ’, ‘ [accountnaam 9]
en ‘ [accountnaam 10] ’ en ‘ [accountnaam 11] ’ zit.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de hiervoor beschreven handelingen van de verdachte zijn te kwalificeren als belaging van [slachtoffer 1] . Bij die beoordeling zijn volgens vaste jurisprudentie verschillende factoren van belang zoals de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. [19] Voor een bewezenverklaring is ook van belang dat deze contacten plaatsvinden, terwijl op enig moment kenbaar is gemaakt dat deze contacten niet langer gewenst zijn.
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, komt naar voren dat de verdachte over een lange periode stelselmatig op een zeer belastende en indringende manier heeft geprobeerd met [slachtoffer 1] in contact te komen en daarmee haar aandacht heeft opgeëist. De verdachte heeft niet alleen contact met [slachtoffer 1] gezocht, maar ook vele berichten naar haar vrienden gestuurd. Door zo te handelen, heeft de verdachte bij [slachtoffer 1] angst aangejaagd en haar gevoel voor veiligheid ernstig aangetast. Weliswaar zijn de contactmomenten in de ten laste gelegde periode niet steeds in dezelfde mate geweest, maar de verdachte is de gehele periode op wisselende momenten contact blijven zoeken en de intensiteit waarmee hij dit deed en de impact die dat heeft gehad op [slachtoffer 1] is groot. Als belangrijke omstandigheid in dit verband weegt de rechtbank mee dat aan de verdachte op 6 augustus 2020 een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] was opgelegd. Hieruit volgt dat het de verdachte zonneklaar moet zijn geweest dat [slachtoffer 1] geen enkel contact met hem wilde. Al met al heeft de verdachte daarmee een aanmerkelijke en ingrijpende verstoring van het persoonlijke leven van [slachtoffer 1] teweeg gebracht, die naar het oordeel van de rechtbank dan ook gekwalificeerd kan worden als belaging.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in de periode van oktober 2020 en november 2020 berichten heeft ontvangen van het Instagram-account ‘ [accountnaam 5] ’ en op 24 december 2020 berichten heeft ontvangen van de afzender [accountnaam 4] , waarin onder andere stond:
- “ “
Ik ga je vangen, [slachtoffer 2] ik ga je vangen en total loss. Mishandelen. Ik heb je al stiekum van werk naar huis gevolgd. [slachtoffer 2] ik ga je vangen ontvoeren en daarna paar dagen laten gijzelen en je laten neuken in een busje. [slachtoffer 2] ik gaop je gezicht kerven. IK GA JE. [slachtoffer 2] hel ik maak JE DOOD. [slachtoffer 2] IK MAAK JE DOOD. WAT IS ER VRIEND, denk je dat ik bang ben. ik ben alleen bang voor god en mijn ouders.” [20]
De verdachte heeft verklaard dat hij de berichten die op 10 februari 2021 naar aangever [slachtoffer 2] zijn verstuurd, te weten: “
, kk junk stuur is je adres of locatie en sportscholen nog lang dicht”, dat hij deze berichten heeft verstuurd omdat ‘ [slachtoffer 2] ’ [slachtoffer 1] heeft geholpen met liegen en uitlokken. [21] Bij de rechter-commissaris bevestigt de verdachte op 1 april 2021 dat hij in oktober bedreigende teksten heeft verstuurd naar [slachtoffer 2] . [22]
Oordeel van de rechtbank:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en het feit dat de accounts ‘ [accountnaam 5] ’ en ‘ [accountnaam 4] ’, zoals de rechtbank onder feit 1 heeft overwogen, zijn toe te schrijven aan de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 3:
[slachtoffer 3] , hoofdagent van de politie, Eenheid Den Haag [23] , heeft verklaard dat zij door haar teamleiding op de hoogte is gesteld van een bedreiging van haar persoonlijke levenssfeer doordat op Telegram informatie was gevraagd over het bekend maken van haar privéadres. Zij was sinds april 2020 als rechercheur belast met het onderzoek in een eerdere stalkingszaak waarbij de verdachte betrokken was. Een paar weken voor de aangifte was een officiële klacht tegen [slachtoffer 3] ingediend door de verdachte. Verdachte vond dat [slachtoffer 3] bewijsmateriaal had weggemaakt en niet mee had genomen in het onderzoek. De klacht is ongegrond verklaard. [24]
Met de telefoon van verdachte is in de applicatie Telegram op 19 november 2020 een bericht verzonden, inhoudende: “
Rechercheur [slachtoffer 3] werkzaam bij politiebureau leiden/den haag vind het ook leuk om te liegen en bedriegen en verstoppen van bewijsmateriaal zodat je géen eerlijk proces krijgt. Ook 500€ voor haar adres. Iets wat mollige dame met kort bruin haar. Stuur pb.” [25] Dit bericht is verstuurd via het Telegramaccount ‘ [accountnaam 12] ’ in een chatgroep met 39513 leden. [26]
De verdachte heeft verklaard dat hij een Telegramaccount met de naam ‘ [accountnaam 12] ’ heeft aangemaakt. [27]
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat de verdachte heeft verklaard dat het Telegramaccount ‘ [accountnaam 12] ’ van hem is, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het ten laste gelegde bericht heeft verstuurd. De bewoordingen van het bericht zijn naar het oordeel van de rechtbank wat aard en inhoud betreft kennelijk gericht op aanranding van de eer en goede naam van Hoofdagent [slachtoffer 3] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. hij in de periode 4 oktober 2020 tot en met 30 maart 2021 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , door meermalen direct en indirect via sociale media, beledigende en intimiderende berichten te versturen aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en bekenden en vrienden van die [slachtoffer 1] met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2. hij in de periode 4 oktober 2020 tot en met 3 februari 2021 in Nederland, een persoon, genaamd
[slachtoffer 2], heeft bedreigd met de dood, althans met zware mishandeling, immers heeft hij opzettelijk een of meer berichten via sociale media verstuurd, met de teksten “ [slachtoffer 2] ik ga je vangen en total loss mishandelen” en/of [slachtoffer 2] ik ga op je gezicht kerven” en/of “ [slachtoffer 2] ik maak je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op 19 november 2020 in Nederland, opzettelijk, de eer en goede naam van een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , als hoofdagent werkzaam bij de politie Eenheid Den Haag, ter zake de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van
eengeschrift en afbeeldingen verspreid, door een bericht op het platform Telegram te plaatsen met de tekst: "Rechercheur [slachtoffer 3] werkzaam op politiebureau leiden/den haag vind het ook leuk om te liegen en bedreigen en verstoppen van bewijsmateriaal zodat je geen eerlijk proces krijgt. Ook 500€ voor haar adres. Iets wat mollige dame met kort bruin haar. Stuur PB;"
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte ten aanzien van feit 3 een beroep gedaan op de bijzondere rechtvaardigingsgrond van artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr). Daartoe is aangevoerd dat de verdachte gemeend heeft een misstand aan te geven, omdat hij de volle overtuiging heeft gehad dat [slachtoffer 3] opzettelijk materiaal heeft achtergehouden in zijn strafzaak.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een geslaagd beroep op artikel 261 derde lid Sr nu niet is voldaan aan de voorwaarde dat het algemeen belang de telastlegging eiste.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op de rechtvaardigingsgrond in artikel 261, derde lid, van het Sr niet kan slagen en overweegt daartoe het volgende.
Bij de strafbaarstelling van smaad in artikel 261 Sr staat de beperking van de uitingsvrijheid ten dienste van de bescherming van de eer en goede naam van personen voorop. Slechts bij wijze van uitzondering – zoals neergelegd in het derde lid van dat artikel –, is de aantasting van die eer en goede naam niet strafbaar. Voorwaarden voor een geslaagd beroep op die uitzondering zijn dat de verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het door hem te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste.
Nog afgezien van de vraag of het algemeen belang eist dat een dergelijke waarschuwing op deze wijze wordt afgegeven en of alternatieve wegen niet meer aangewezen zouden zijn wanneer de verdachte zich zorgen maakt over de rechtvaardigheid, geldt in deze zaak eerst en vooral dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het door hem te laste gelegde waar was. Anders gezegd, uit niets is gebleken dat [slachtoffer 3] het leuk vindt om te liegen, te bedriegen en bewijsmateriaal te verstoppen. De telastlegging, oftewel de beschuldiging aan het adres van [slachtoffer 3] , is gebaseerd op speculaties en de klacht van de verdachte tegen [slachtoffer 3] in dit verband is afgewezen. Van een te goeder trouw handelende persoon als bedoeld in artikel 261, derde lid, van het Sr is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Reeds daarom komt de verdachte geen geslaagd beroep op de exceptie toe. Het feit is dus strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ook strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden: (i) een meldplicht bij Reclassering Nederland en (ii) een verplichte (ambulante) behandeling door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht dat een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr zal worden opgelegd voor de duur van 5 jaren, waarbij de maatregel een contactverbod met de drie slachtoffers en een locatieverbod voor de [straatnaam] en de [adres 2] te Leiden inhoudt. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat een vervangende hechtenis voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden, wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan en verzoekt de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat gelet op de richtlijnen en LOVS-oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 voorwaardelijk en een geldboete van 450 euro passend en geboden is in deze strafzaak. De raadsman verzoekt daarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf het aantal dagen dat de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet te laten overstijgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft door zijn handelen gedurende een lange periode stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , op wie – zo volgt uit haar aangifte – het handelen van de verdachte grote impact heeft gehad. De verdachte heeft daarmee doelbewust gevoelens van angst en onveiligheid bij [slachtoffer 1] veroorzaakt. Dit rekent de rechtbank de verdachte ernstig aan, vooral omdat het niet de eerste keer is dat [slachtoffer 1] ernstig door de verdachte is belaagd. Voor [slachtoffer 1] moet het extra beklemmend en beangstigend zijn geweest dat zelfs een veroordeling de verdachte er niet van kon weerhouden contact met haar te blijven zoeken en niet alleen haar maar ook mensen in haar omgeving te belagen.
De verdachte heeft voorts [slachtoffer 2] bedreigd waardoor ook bij hem gevoelens van angst zijn ontstaan. Bovendien heeft de verdachte de goede naam van [slachtoffer 3] aangerand. De verdachte heeft verklaard dat hij werd uitgelokt en dat hij middels deze uitlatingen zijn frustraties wilde uiten, maar heeft naar het oordeel van de rechtbank met zijn handelen de grens van het toelaatbare ver overschreden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 september 2021. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij, zoals al overwogen, op 6 augustus 2020 ook al is veroordeeld voor belaging.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft vanaf de schorsing van de voorlopige hechtenis op 14 juli 2021 begeleiding van de reclassering gehad. Blijkens het voortgangsverslag van 14 oktober 2021 heeft de verdachte zich open opgesteld om een behandeling bij De Waag in Leiden te ondergaan. Op 31 augustus 2021 heeft het daar eerste behandelgesprek plaatsgevonden. De verdachte heeft toen te kennen gegeven dat hij mee wilde werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. De behandelaar bij de Waag heeft bericht dat de verdachte tijdens de behandelgesprekken de behandeling en het persoonlijkheidsonderzoek ter discussie stelt. De verdachte heeft zich tot dinsdag 12 oktober 2021 gehouden aan de meldplicht. Ter terechtzitting heeft de toezichthouder van de reclassering zich bereid verklaard om de verdachte te begeleiden bij het naleven van deze bijzondere voorwaarden.
Strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van 9 maanden dan ook passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, namelijk 5 maanden, met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de officier van justitie geëiste voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte.
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] voor de duur van vijf jaren, een contactverbod met [slachtoffer 2] voor de duur van twee jaren en een locatieverbod in de straat waar [slachtoffer 1] woont, te weten de [straatnaam] te Leiden, voor de duur van vijf jaren en binnen een straal van 30 meter rondom de sportschool [adres 2] te Leiden voor de duur van twee jaren. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van een week, met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard, nu er - gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens de aangevers.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de beslaglijst van 1 januari 2021 staan de volgende goederen:
STK Computer (Omschrijving: 2572193, grijs, merk: Hp Pavilion);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 2572183, Apple Iphone 6);
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 en 2 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het onder 2 genummerde voorwerp, de Iphone 6, omdat de moeder van de verdachte de rechtmatige eigenaar daarvan zou zijn.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat de beide in beslag genomen goederen toebehoren aan de verdachte, Specifiek voor de iPhone 6 geldt dat deze bij de verdachte is aangetroffen en ook blijkend de inhoud daarvan al geruime tijd door hem werd gebruikt. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling dat de moeder van de verdachte de telefoon zou hebben aangeschaft, maakt niet dat zij redelijkerwijs als de rechthebbende op de telefoon moet worden beschouwd. Nu de strafbare feiten zijn gepleegd met behulp van de beide voorwerpen zal de rechtbank de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 juni 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 09/111540-20 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 6 augustus 2020 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 23 juni 2021 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 6 augustus 2020. Uit het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2021 is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, door zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 38v, 38w, 57, 261, 267, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
belaging;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
smaadschrift, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (vijf) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelden zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
- onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener - te bepalen door de reclassering - op, door of namens de behandelaar(s) aan te geven tijdstippen en plaatsen, zolang de behandelaar(s) of de reclassering dit noodzakelijk acht(en). De verdachte zal daartoe tevens meewerken aan een eventuele intakeprocedure. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De verdachte zal zich gedurende deze behandeling houden aan huisregels van de zorgverlener en de aanwijzingen van de behandelaar(s);
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
maatregelen ex artikel 38v
legt op de maatregel dat de veroordeelde zich voor de duur van vijf jaren niet zal bevinden in de [straatnaam] te Leiden;
legt op de maatregel dat de veroordeelde zich voor de duur van twee jaren niet zal bevinden in een straal van 30 meter rondom de sportschool [adres 2] te Leiden;
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze — direct of indirect — contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1990);
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze — direct of indirect — contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1992);
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 weekvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden hechtenis;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
beslag
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
3. 1 1 STK Computer (Omschrijving: 2572193, grijs, merk: Hp Pavilion);
3. 1 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 2572183, Apple Iphone 6);
Vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 6 augustus 2020, gewezen onder parketnummer 09/111540-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Aldus gedaan te Den Haag op 29 oktober 2021 door
mr. P.G. Salvadori, voorzitter,
mr. E.A.G.M. van Rens, rechter,
mr. C.W. Griffioen, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Konings en Ö. Aydin, griffiers.

Voetnoten

1.Wanneer hierna (behoudens voor feit 3) wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van processen-verbaal opgemaakt in het onderzoek ENTERBROEK van de politie eenheid Den Haag, (doorgenummerd p. 1 t/m 776).
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] .d. 13 november 2020, p. 8-9.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2020, p. 13 en 15 (met bijlagen).
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2020, p. 18 (met bijlagen).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2020, p. 20.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2020, p. 40.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2020, p. 41.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2020, p. 53 en 54.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2020, p. 61; proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2020, p. 72, 76 en 77.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2020, p. 72.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2021, p. 149 – 186 (met bijlagen).
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 april 2021, p. 684 – 687.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2021, p. 277.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, p. 387; proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2021, p. 624.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2021, 192.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2021, p. 387.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, p. 542.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 1 april 2021, op 1 april 2021 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, als vermeld in nr. 3-4.
19.HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095.
20.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 22 januari 2021, p. 58 – 60 (met bijlagen).
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, p. 541.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 1 april 2021, op 1 april 2021 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, als vermeld in nr. 3.
23.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 8.
24.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 20 november 2020, p. 8-9 van het proces-verbaal van de Politie, Eenheid Den Haag, District Alphen aan den Rijn – Gouda
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2020, p. 193.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2020, p. 308.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, p. 540.