Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.te Amsterdam,
BODEMGOED B.V.te Amsterdam,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 juli 2020;
- de akte na tussenvonnis van de banken met producties 13 t/m 26;
- de antwoordakte na tussenvonnis van NN met producties 2 t/m 5;
- de ambtshalve beschikking van 24 augustus 2021, waarbij de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie van partijen op 13 september 2021 en de daarin genoemde stukken.
2.De verdere beoordeling
aanspraken, die met elkaar verband houden of uit elkaar voortvloeien, als één aanspraak [worden] beschouwd”.Omdat in dit geval volgens NN sprake was van één aanspraak van de banken, stelde NN zich op het standpunt dat zij één keer de verzekerde som per aanspraak van € 4.538.000 moest betalen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat de polisvoorwaarden niet zo ruim kunnen worden uitgelegd, dat van “met elkaar verband houdende aanspraken” sprake is, als de oorzaak van de verschillende aanspraken vergelijkbaar is. Als komt vast te staan dat de banken in verschillende jaren, afgaande op de juistheid van de op dat moment meest recente jaarrekening, financieringen hebben verstrekt die zij – de beroepsfouten weggedacht – niet zouden hebben verstrekt, is voor ieder afzonderlijk jaar sprake van één aanspraak onder de polis. Dit betekent dat NN de volledige jaarlimiet moet uitkeren, als de banken aantonen dat zij in verschillende jaren schade hebben geleden die de maximale verzekerde som per aanspraak overstijgt.
conditio sine qua non) aannemelijk moeten maken tussen de (beroeps)fouten van [de accountant] , de door de banken geleden schade en de hoogte van deze schade. Het causaal verband wordt vastgesteld door de vergelijking tussen de feitelijke situatie zoals die is met de fout en de hypothetische situatie waarin de fout wordt weggedacht. Voor het bewijs van causaal verband is geen absolute zekerheid vereist. Een redelijke mate van waarschijnlijkheid is voldoende voor het aannemen van het
conditio sine qua non-verband. Wat wordt verstaan onder een redelijke mate van waarschijnlijkheid, hangt af van alle aspecten van een zaak.
- [de accountant] heeft de jaarrekening over 2008 ten onrechte van een goedkeurende verklaring voorzien, omdat daarin de onroerend goed-portefeuille onjuist was gewaardeerd;
- [de accountant] heeft de jaarrekening over 2009 ten onrechte van een goedkeurende verklaring voorzien, omdat daarin de onroerend goed-portefeuille onjuist was gewaardeerd en de voorzieningen ‘huurgaranties’ en ‘groot onderhoud’ ten onrechte waren vrijgevallen;
- [de accountant] heeft de jaarrekening over 2010 ten onrechte van een goedkeurende verklaring voorzien, omdat daarin de onroerend goed-portefeuille onjuist was gewaardeerd, de rekening-courantschuld van ABN AMRO Bank onjuist was geboekt en de opzegging van de financiering door deze bank niet goed was verwerkt;
- op basis van juist opgestelde jaarrekeningen over de jaren 2008, 2009 en 2010 zouden de banken andere kredietbeslissingen hebben genomen dan zij hebben gedaan;
- de schade die de banken hebben geleden doordat zij zijn afgegaan op de door [de accountant] goedgekeurde jaarrekeningen over 2008, 2009 en 2010 bedraagt voor ieder jaar afzonderlijk minimaal € 4.538.000. Dit betekent dat NN verplicht is de jaarlimiet van € 9.076.00 uit te keren.
- de banken wisten precies wat de financiële situatie was van Eurocommerce en waren daarvoor helemaal niet afhankelijk van de jaarrekeningen;
- de banken hebben niet aangetoond dat de daadwerkelijke waarde van het onroerend goed op de balansdata lager was dan de bedragen die zijn opgenomen in de jaarrekeningen over 2008, 2009 en 2010;
- de banken onderbouwen niet waarom de verandering van schattingswijze van de voorzieningen voor huurgaranties en groot onderhoud niet toelaatbaar was en onderbouwen evenmin dat zij hierdoor schade hebben geleden;
- [de accountant] wist niet dat ABN AMRO Bank het krediet had opgezegd en kon daar dus geen rekening mee houden. De rubricering van deze financiering onder ‘langlopende schulden’ was niet zonder meer onjuist;
- onduidelijk is wat de banken zouden hebben gedaan bij andersluidende jaarrekeningen en tot welk resultaat dat zou hebben geleid;
- Eurocommerce voldeed al niet aan diverse ratio’s van de banken (zie hierna 2.10 voor een toelichting op die term) en de banken hadden daarvoor
- voor zover al enige schade toerekenbaar is aan [de accountant] , moet die vanwege eigen schuld van de banken geheel voor rekening van de banken blijven;
- de verweerkosten moeten met het eigen risico in mindering worden gebracht op het uit te keren bedrag.
covenantsop. Dit waren financiële ratio’s, bijvoorbeeld ten aanzien van de solvabiliteit of het minimaal door Eurocommerce aan te houden eigen vermogen. Met behulp van de jaarrekeningen konden de banken jaarlijks controleren of de ratio’s nog werden gehaald. Zo vervulden de jaarrekeningen een signaalfunctie.
4.36 (…) Uit de van [de bank] verkregen bankverklaring d.d. 18 mei 2011 blijkt onder meer dat aan de Eurocommerce Groep vier kredietfaciliteiten in de vorm van een rekening-courant beschikbaar zijn gesteld, met op dat moment een debetstand van afgerond € 88,5 miljoen. Die stand wijkt materieel af van wat in de jaarrekening 2010 met (afgerond) € 52,6 miljoen aan kortlopende schulden is gepresenteerd. Ingevolge artikel 6:140 BW is bij een contractuele rekening-courantverhouding het saldo van die verhouding op ieder tijdstip verschuldigd, tenzij partijen iets anders hebben afgesproken.
4.22.2 Betrokkene heeft zich subsidiair ter zitting verweerd door te stellen dat hij de doorgevoerde schattingswijziging wel heeft gecontroleerd, maar dat hij de uitkomsten van zijn controlewerkzaamheden niet heeft vastgelegd. Dit noopt de Accountantskamer, mede gezien het onder 4.7.3 weergegeven uitgangspunt, reeds hierom tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat betrokkene voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen over de aanvaardbaarheid van de schattingswijziging, zodat de klacht in zoverre gegrond is.”
4.22.3 Dat betrokkene correspondentie van de Belastingdienst heeft overgelegd aangaande de fiscale aanvaardbaarheid van deze post, doet aan het oordeel in 4.22.2 niet af, omdat het bestaan van fiscale afspraken aangaande een garantievoorziening op zichzelf een onvoldoende reden is om ook voor de jaarrekening, die op grondslag van titel 9 van Boek 2 BW is opgesteld, de schattingswijze voor de voorziening te wijzigen. Wat voor het overige door klagers en betrokkene op dit punt is aangevoerd, behoeft, gezien de hiervoor genoemde overwegingen, geen bespreking meer.”
waiversaan Eurocommerce verstrekt als Eurocommerce niet voldeed aan de covenants die zij met de banken had afgesproken. Daarmee hebben de banken bewust het risico genomen dat zij leningen verstrekten aan een partij die in financiële problemen verkeerde. De schade van de banken moet daarom volgens NN op grond van artikel 6:101 BW voor hun eigen rekening blijven.
waiverhebben verstrekt. Dit was in 2009, voor één
covenant,die licht was onderschreden. De banken hebben bovendien gemotiveerd betoogd dat er toen een aanwijsbare oorzaak was voor het onderschrijden van de
covenanten dat het een reële verwachting was dat deze situatie zich snel zou herstellen. Dit betekent dat niet is gebleken dat de banken welbewust financieringen hebben verstrekt aan Eurocommerce terwijl zij niet kredietwaardig was.
waiverszouden hebben verstrekt, als zij hadden beschikt over juiste jaarrekeningen (waarmee NN, naar de rechtbank begrijpt, het causaal verband tussen de beroepsfouten van [de accountant] en de schade van de banken bestrijdt), heeft zij dit standpunt niet voldoende onderbouwd. Anders dan NN heeft gesuggereerd, bestond er geen patroon waarin de banken schending van
covenantsdoor de vingers zag.
3.De beslissing
24 november 2021voor het nemen van een akte door NN over hetgeen is vermeld onder 2.33 tot en met 2.36, waarna de banken op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kunnen nemen;