Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het vonnis in incident van 25 april 2018, met de in dat vonnis vermelde processtukken;
- de conclusie van antwoord van 4 juli 2018 met 18 producties van PwC;
- de conclusie van repliek van 7 november 2018 met productie 37 tot en met 42 van Mondriaan;
- de conclusie van dupliek van 6 maart 2019 met productie 19 tot en met 23 van PwC;
- het pleidooi gehouden op 25 september 2019, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
2.De overwegingen
Inleiding
Ecofysvoor advisering,
Ecostreamvoor onder andere zonne-energie,
Evelopvoor onder meer windenergie en binnen
Ecoventureswerden innovatieve activiteiten voor duurzame energie ontwikkeld, waarbij zij ook samenwerkte met andere ondernemingen: met Sol Holding AG een fabriek voor silicium, een grondstof voor zonnecellen voor in zonnepanelen, met BMCH aan de productie van biomethanol en met Darwind een fabriek voor windturbines.
€ 1.236.413.000
Het was de bedoeling dat Econcern in totaal € 42,5 miljoen aan cumulatief preferente aandelen aan Mondriaan zou uitgeven. Zover is het niet meer gekomen.
Accountantskamervan 13 oktober 2014 over
de klacht van de curatorenstaat:
Accountantskamervan 13 oktober 2014 over
de klacht van Delta Lloydstaat:
College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
Tijdens de procedure in hoger beroep over
de klacht van de curatorenis eind 2015 een schikking getroffen. Het hoger beroep is toen ingetrokken. Er is € 25 miljoen betaald aan de failliete boedel van Econcern.
Het hoger beroep over
de klacht van Delta Lloydheeft het CBb op 6 november 2018 ongegrond verklaard:
a. het afgeven van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2007 van Econcern;
b. tekort te schieten bij de controlewerkzaamheden van de jaarrekening 2007 van Econcern;
c. de wijze waarop [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun rol als accountant van Econcern hebben vervuld;
a. € 125.000.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2008 tot de dag van de volledige betaling;
b. € 21.250.000, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2008 tot de dag van de volledige betaling;
1) de jaarrekening van 2007 van Econcern niet misleidend was; 2) er geen conditio sine qua non verband is tussen de gestelde fout en de gestelde schade; 3) er niet voldaan is aan het relativiteitsvereiste; 4) de gevorderde schade niet toe te rekenen is aan PwC; 5) er sprake is van eigen schuld van Mondriaan en 6) dat een eventuele vordering van Mondriaan op PwC verjaard is. De rechtbank gaat nu eerst in op het laatste verweer van PwC, het beroep op verjaring, omdat dit verweer het meest verstrekkend is.
in aanmerkelijke mate de in de VGC neergelegde fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag geschonden”hebben. Aan de geconstateerde verzuimen bij de controle van de jaarrekening heeft de Accountantskamer de maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor één maand verbonden.
Ook civielrechtelijk is het verwijtbaar dat goedkeuring aan een jaarrekening wordt gegeven terwijl daarvoor geen basis is; dat is de kern van een accountantscontrole. Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam extern controlerend accountant mag worden verwacht dat de controle van een jaarrekening voldoende diepgaand wordt verricht en dat dat voldoende professioneel-kritisch wordt gedaan. Ook mag worden verwacht dat een extern controlerend accountant voldoende en ook geschikte controle uitvoert op een jaarrekening en de toelichting daarop en dat hij ervoor zorgt dat hij daarvoor geschikte controle-informatie ontvangt, zodat als uiteindelijk een goedkeurende verklaring wordt gegeven daarvoor ook reden is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de tuchtrechter vindt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met hun handelwijze “
in aanmerkelijke mate de in de VGC neergelegde fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag geschonden”hebben.
conditio sine qua non-verband: zonder dit verband zou het gevolg niet zijn ingetreden. Dit verband wordt vastgesteld door de vergelijking tussen de feitelijke situatie zoals die is met de fout en de hypothetische situatie waarin de fout juist wordt weggedacht. In die hypothetische situatie waarin de fout dus wordt weggedacht, leidt dat in deze zaak tot de vraag: wat zou Mondriaan, in het hypothetische geval dat de jaarrekening wel volgens de regels was opgesteld en verantwoord, hebben gedaan; zou zij hebben geïnvesteerd in Econcern of niet?
zonder foutenvan de accountants zou volgens Mondriaan óf 1) de jaarrekening 2007 niet zijn goedgekeurd óf 2) de jaarrekening 2007 een getrouw beeld van de financiële situatie van Econcern hebben gegeven. In beide gevallen zou dan niet aan de voorwaarden voor de investeringsbeslissing zijn voldaan en zou Mondriaan dus nooit in Econcern hebben geïnvesteerd of aandelen in Econcern hebben gekocht.
De rechtbank gaat hierna verder in op deze twee scenario’s die Mondriaan stelt.
market value) te waarderen. Als deze belangen daadwerkelijk volgens Dutch GAAP zouden zijn verwerkt, zouden die belangen als deelnemingen zijn aangemerkt en daardoor tegen netto vermogenswaarde, die doorgaans en ook in dit geval aanmerkelijk lager is dan de marktwaarde, zijn verwerkt in de jaarrekening.
General” van de “
Notes to the consolidated balance sheet and profit and loss account”:
Principles of valuation of assets and liabilities” staat:
Financial assets” op bladzijde 71 een tabel “
Participations” waarin met een asterisk (*) is aangegeven welke van de vennootschappen tegen marktwaarde zijn gewaardeerd: “
* These companies are valued at fair market value.”
binding offervan 19 maart 2008 en haar
revised binding offervan 28 maart 2008 uitbracht, KPMG opdracht gegeven een financieel
due diligenceonderzoek over Econcern te doen, wat resulteerde in een KPMG-rapport van 26 februari 2008. Aangenomen moet worden dat de accountants die Mondriaan zelf in de arm heeft genomen, konden doorzien wat de gehanteerde verslagleggingskeuze betekende en veronderstelde.
binding offerstaat, valt af te leiden dat Mondriaan ook nog andere informatie heeft gebruikt bij de investeringsbeslissing. Appendix I bij het
binding offervan 19 maart 2008 geeft een overzicht van de “
Information used”. Vermeld wordt onder meer het
Financial Vendor Due Dilligence reportvan Ernst & Young van 7 februari 2008 en een
Trading Updatevan
Econcern Boardvan 28 februari 2008. Deze zelfde stukken staan ook in de opsomming van
Disclosed Informationin de
Subscription Agreementvan 19 mei 2008. Van die
Disclosed Informationmaakt bovendien deel uit het
Board Reportvan 7 mei 2008 van PwC. Ook in deze stukken wordt melding gemaakt van het feit dat een aantal belangen van Econcern in andere vennootschappen tegen marktwaarde wordt gewaardeerd en wat dit betekent voor het vermogen en het resultaat van Econcern. Daarom, en omdat het duidelijk was dat het ging om een grote en risicovolle investering in een bedrijf met een enorme kapitaalbehoefte maar ook met een erg hoge winstverwachting, vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat Mondriaan niet zou zijn ingestapt als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen fout hadden gemaakt.
EBITDA) die het consortium van banken aan (de verhoging van) de lening van € 150 miljoen had gekoppeld.
EBITDA, waardoor de banken de kredietfaciliteit zouden hebben ingetrokken en de lening onmiddellijk opeisbaar zou zijn geworden. Econcern zou dan op 30 september 2007 al technisch failliet zijn geweest. Met die kennis zou Mondriaan beslist niet in Econcern hebben geïnvesteerd, dit zou dan tenslotte zijn neergekomen op het redden van Econcern uit een financiële afgrond in plaats van het investeren in een snel groeiende en succesvolle onderneming, aldus Mondriaan.
EBITDAzou leiden en dat daardoor niet meer werd voldaan aan de door de banken gestelde voorwaarden (ratio’s). Desondanks vindt de rechtbank het dan nog steeds niet zonder meer duidelijk dat het consortium van banken dat Econcern financierde in dat geval de lening van € 150 miljoen direct zou hebben opgeëist. Toen later in de tijd, eind 2008, en dat was nadat kredietcrisis begon, duidelijk werd dat niet aan de ratio’s werd voldaan was er nog onderhandelingsruimte. Het is bovendien zeer wel denkbaar dat de banken - zoals PwC betoogt - bij de overeengekomen ratio’s rekening hebben gehouden met de achterliggende keuzes over de vaststelling van de in de jaarrekening vermelde resultaten en omzetten.
€ 12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)