ECLI:NL:RBDHA:2021:1176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
NL20.13025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 24 juni 2020 een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 januari 2021, die plaatsvond in Breda, zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In haar overwegingen heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser sinds 30 september 2020 geregistreerd staat als vertrokken met onbekende bestemming. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en verzocht om de zaak op de stukken af te doen. Gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte asielrechtelijke bescherming. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter E.F. Bethlehem in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans. De uitspraak is bekendgemaakt op 4 februari 2021, en er staat een rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13025
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.13026, plaatsgevonden op 27 januari 2021 te Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 25 januari 2021 medegedeeld dat sinds 30 september 2020 geregistreerd staat dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Zijn gemachtigde heeft op 27 januari 2021 laten weten dat hij geen contact meer heeft met eiser. Hij verzoekt de rechtbank in datzelfde bericht om de zaak op de stukken af te doen.
2. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte asielrechtelijke bescherming.1 Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
04 februari 2021

Documentcode: DSR13989853

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.