ECLI:NL:RBDHA:2021:11754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 21/3266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake vreemdelingenpaspoort en spoedeisend belang

Op 27 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling die verzocht om teruggave van zijn vreemdelingenpaspoort. De vreemdeling, die de Turkse nationaliteit heeft, had zijn vreemdelingenpaspoort op 30 april 2021 laten innemen door de Koninklijke Marechaussee. Hij diende een verzoek in voor een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij een spoedeisend belang had bij het terugkrijgen van zijn paspoort. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de vreemdeling onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien zijn vreemdelingenpaspoort inmiddels was verlopen en hij niet meer kon reizen met dit document. De voorzieningenrechter merkte op dat de vreemdeling een nieuw vreemdelingenpaspoort bij de gemeente moest aanvragen en dat het niet aannemelijk was dat het voor deze aanvraag noodzakelijk was om zijn oude paspoort in te leveren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de vreemdeling geen spoedeisend belang had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd opgemerkt dat de rechtbank het beroepschrift van de vreemdeling niet had moeten doorsturen naar de Koninklijke Marechaussee, maar naar de verweerder voor administratief beroep. De voorzieningenrechter gaf aan dat het aan de verweerder was om een kenbare en inzichtelijke motivering te geven over de rechtsgeldigheid van de inname van het vreemdelingenpaspoort, gezien de omstandigheden van de vreemdeling en zijn politieke achtergrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3266

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 oktober 2021 de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L.K. Matpanözer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. R.G. van den Berg).

Procesverloop

Op 30 april 2021 heeft een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee het vreemdelingenpaspoort van verzoeker ingenomen.
Verzoeker heeft tegen de inname van zijn vreemdelingenpaspoort beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft het beroep [1] doorgezonden aan de Koninklijke Marechaussee om als bezwaar te behandelen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
Feiten en omstandigheden
2.1.
Verzoeker heeft de Turkse nationaliteit. Hij beschikt over een Turks nationaal paspoort geldig van 25 januari 2012 tot 25 januari 2022. Verzoeker is in 2016 naar Nederland gekomen en beschikt sinds 1 oktober 2016 over een verblijfsrecht in Nederland als kennismigrant. Per 1 oktober 2021 heeft verzoeker een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in Nederland.
2.2.
Verzoeker heeft in 2019 een Nederlands vreemdelingenpaspoort gekregen. Dit vreemdelingenpaspoort was geldig vanaf 19 juni 2019 tot 1 oktober 2021. Tijdens een inreiscontrole op Schiphol op 30 april 2021 heeft een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee het vreemdelingenpaspoort van verzoeker ingenomen.
2.3.
Verzoeker heeft op 7 mei 2021 gevraagd om teruggave van zijn vreemdelingenpaspoort. In de e-mail van 7 mei 2021 heeft de Hoofddoorlaatpost Schiphol van de Koninklijke Marechaussee aan verzoeker laten weten dat het vreemdelingenpaspoort niet wordt teruggegeven.
Feitelijke handeling
3.1.
De voorzieningenrechter merkt de inname van het vreemdelingenpaspoort door de Koninklijke Marechaussee aan als een feitelijke handeling ten aanzien van een vreemdeling als zodanig. Op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een dergelijke handeling gelijk gesteld met een beschikking. Op grond van artikel 77, eerste lid, van de Vw staat tegen een beschikking ter uitvoering van de Vw, die niet door of namens verweerder is genomen, administratief beroep open bij verweerder.
3.2.
Hieruit volgt dat de rechtbank het beroepschrift van verzoeker niet had moeten doorsturen naar de Koninklijke Marechaussee om als bezwaarschrift te behandelen, maar naar verweerder om als administratief beroepschrift te behandelen. De rechtbank zal het beroep van verzoeker daarom alsnog doorsturen naar verweerder om als administratief beroepschrift te behandelen.
Standpunt van verweerder
4. Het standpunt van verweerder komt er op neer dat het vreemdelingenpaspoort van verzoeker van rechtswege is vervallen, omdat verzoeker over een geldig Turks paspoort beschikt. In artikel 47, eerste lid, onder b, van de Paspoortwet staat immers dat een vreemdelingenpaspoort van rechtswege vervalt als de houder ervan door een ander land van een reisdocument is voorzien. De Koninklijke Marechaussee mocht daarom op grond van artikel 54, eerste lid, onder a, van de Paspoortwet het vreemdelingenpaspoort innemen.
Gronden van verzoeker
5. Verzoeker voert aan hij zijn vreemdelingenpaspoort nodig heeft. Hij heeft weliswaar ook een geldig Turks paspoort, maar alle bladzijden van dit paspoort zijn bestempeld en daarom kan hij daar niet mee reizen. Ook kan hij geen nieuw Turks paspoort aanvragen vanwege zijn politieke achtergrond.
Spoedeisend belang
6.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij deze procedure, omdat verzoekers vreemdelingenpaspoort per 1 oktober 2021 is verlopen. Verzoeker kan dus niet meer reizen met dit vreemdelingenpaspoort. Hij heeft daarom ook geen spoedeisend belang meer om het vreemdelingenpaspoort terug te krijgen.
6.2.
Volgens verzoeker heeft hij het verlopen vreemdelingenpaspoort nodig om een nieuw vreemdelingenpaspoort aan te vragen. Als hij zijn vreemdelingenpaspoort terug krijgt, kan hij verlenging vragen van zijn vreemdelingenpaspoort en dan duurt de procedure maar één week. Als hij zijn vreemdelingenpaspoort niet terug krijgt, moet hij een nieuwe aanvraag indienen en die procedure kan vier maanden duren.
6.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het terugkrijgen van zijn vreemdelingenpaspoort. Het is niet in geschil dat het vreemdelingenpaspoort verlopen is en dat verzoeker er niet mee kan reizen. Verzoeker zal een nieuw vreemdelingenpaspoort bij de gemeente [woonplaats] moeten aanvragen om weer te kunnen reizen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor de aanvraag van zijn nieuwe vreemdelingenpaspoort noodzakelijk is dat hij zelf zijn oude vreemdelingenpaspoort bij de gemeente [woonplaats] inlevert. Verweerder heeft in het verweerschrift verklaard dat het ingenomen vreemdelingenpaspoort inmiddels naar de gemeente [woonplaats] is gestuurd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze informatie te twijfelen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor de beoordeling van zijn verlengingsaanvraag een verschil maakt of hij zelf het vreemdelingenpaspoort bij de gemeente [woonplaats] inlevert of dat het vreemdelingenpaspoort daar al aanwezig is. In beide gevallen beschikt de gemeente [woonplaats] bij de beoordeling van de aanvraag over het oude vreemdelingenpaspoort van verzoeker.
Ten aanzien van het vreemdelingenpaspoort
7.1.
De voorzieningenrechter geeft verweerder ten behoeve van de beslissing op het administratieve beroep wel mee dat verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment nog onvoldoende heeft aangetoond dat verzoekers vreemdelingenpaspoort van rechtswege is vervallen en daarom terecht is ingenomen.
7.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan een vreemdelingenpaspoort op grond van artikel 14 van de Paspoortwet niet alleen wordt verstrekt aan de vreemdeling die geen reisdocument van een ander land heeft en kan krijgen, maar ook aan de vreemdeling die een reisdocument van een ander land heeft waarmee het in de praktijk niet mogelijk is om te reizen en van wie niet kan worden gevergd om een nieuw reisdocument aan te vragen. De voorzieningenrechter vindt voor dit oordeel steun in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 juni 2018 [2] .
7.3.
Verzoekers gemachtigde heeft op de zitting verklaard dat verzoeker in 2019 bij de aanvraag van zijn vreemdelingenpaspoort zijn Turkse paspoort heeft overgelegd en heeft uitgelegd dat hij daar niet meer mee kon reizen omdat alle bladzijden vol gestempeld waren. Ook heeft hij bij zijn aanvraag stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij een aanhanger is van de Gülen-beweging en dat daarom niet van hem verwacht kan worden dat hij een nieuw Turks paspoort aanvraagt. Al deze stukken zijn volgens verzoeker door de gemeente [woonplaats] aan verweerder doorgestuurd en door verweerder beoordeeld. Vervolgens is met toestemming van verweerder aan verzoeker het vreemdelingenpaspoort afgegeven, aldus verzoeker.
7.4.
Hoewel verweerders gemachtigde op de zitting deze gang van zaken niet kon bevestigen, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding om aan de verklaringen van verzoekers gemachtigde hierover te twijfelen. Dit betekent dat bij de aanvraag van verzoekers vreemdelingenpaspoort verweerder kennelijk het standpunt heeft ingenomen dat het bezit van een geldig Turks paspoort niet in de weg stond aan de verlening van een vreemdelingenpaspoort aan verzoeker, hoogstwaarschijnlijk omdat verzoeker in de praktijk niet met dat Turkse paspoort kon reizen. Verweerder heeft niet gesteld dat de situatie daarna is veranderd. Het is voor de voorzieningenrechter daarom niet duidelijk waarom het bezit van ditzelfde Turkse paspoort nu wel een reden is voor het van rechtswege vervallen van het vreemdelingenpaspoort. Het is aan verweerder om in de beslissing op het administratief beroep hierover een kenbare en inzichtelijke motivering te geven.
Conclusie
8. Omdat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F.P. van Straelen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder zaaknummer NL21.8369.