ECLI:NL:RBDHA:2021:11722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.14423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 10 september 2021 een asielaanvraag ingediend, maar op 3 oktober 2021 heeft de staatssecretaris laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, ondanks dat de zaak op 20 oktober 2021 werd behandeld. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat eiser geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en zijn gemachtigde heeft aangegeven geen recent contact meer met hem te hebben gehad. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving van verblijf vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen bescherming meer zoekt.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14423
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. L.M.E. Embregts),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.14424, op 20 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Bij bericht van 3 oktober 2021 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. Bij bericht van 12 oktober 2021 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd meegedeeld dat zij eiser op 12 september 2021 voor het laatst heeft gesproken.
1 op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State2 volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland internationale bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
3. Gelet op het bericht van gemachtigde van eiser van 12 oktober 2021 waarin zij heeft laten weten dat zij met eiser geen recent contact meer heeft gehad, neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op internationale bescherming in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Nu het procesbelang is te komen ontvallen, is het beroep niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2021 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
2 zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR17870169

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.