In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 13 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, op 22 juli 2021 in gebreke gesteld, omdat er niet tijdig een besluit was genomen op zijn aanvraag. Eiser heeft vervolgens op 6 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 15 september 2021 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser verzocht om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te veroordelen om binnen veertien dagen alsnog een besluit te nemen. Verweerder voerde aan dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die op 11 juli 2020 in werking is getreden, van toepassing is, waardoor het niet meer mogelijk is om dwangsommen te verbeuren of beroepen tegen niet tijdig beslissen in te dienen.
De rechtbank oordeelde dat de artikelen van de Awb die normaal gesproken van toepassing zijn op niet tijdig beslissen, in deze procedure niet van toepassing zijn. De rechtbank stelde vast dat de beslistermijn door verweerder was overschreden en dat eiser recht had op een beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tevens veroordeelde de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 374,-.