ECLI:NL:RBDHA:2021:1163
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.M. van Duren, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 11 december 2020, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de zitting plaatsvond op 13 januari 2021.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich terecht op de Dublinverordening heeft beroepen, aangezien Nederland een terugnameverzoek aan Italië had gedaan, waarop Italië niet had gereageerd. Hierdoor was Italië verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser voerde aan dat Italië de Opvangrichtlijn niet naleefde en dat hij bij terugkeer in Italië in een kwetsbare positie zou komen te verkeren, vooral in het licht van de coronapandemie. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende had onderbouwd dat de Italiaanse asielprocedure in strijd was met de Opvangrichtlijn.
De rechtbank stelde vast dat de eiser zelf had verklaard dat hij in Italië opvang had ontvangen, maar dat deze was beëindigd na de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was en dat de eiser niet had aangetoond dat dit in zijn geval niet kon worden aangenomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.