ECLI:NL:RBDHA:2021:11624
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake kapvergunning en herplantplicht van bomen in Westland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning voor het kappen van 94 bomen op een perceel in Westland. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland, dat op 19 juni 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de kap van de bomen en op 25 november 2019 het bezwaar van eisers ongegrond heeft verklaard. Tijdens de zitting op 19 juli 2021 hebben eisers hun bezwaren toegelicht, waarbij zij onder andere aanvoerden dat de bijdrage van € 17.172 in het herplantfonds te laag was en dat er geen onderhoud aan de bomen was gepleegd in de afgelopen 15 jaar.
De rechtbank overweegt dat, nu de bomen al zijn gekapt, het beroep in zoverre niet meer kan leiden tot het beoogde doel van het voorkomen van de kap. Eisers hebben echter nog wel procesbelang bij de herplantplicht. De rechtbank oordeelt dat de door verweerder vastgestelde waarde van de bomen, die is vastgesteld door een groendeskundige, niet in twijfel kan worden getrokken. De eisers' argument dat de onderhoudskosten ook in het herplantfonds moeten worden gestort, wordt verworpen, omdat de APV enkel kijkt naar de monetaire waarde van de bomen zelf.
De rechtbank concludeert dat de herplant van de bomen moet plaatsvinden in de onmiddellijke omgeving van de gekapte bomen, en verweerder heeft toegezegd hierover in gesprek te gaan met de omwonenden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.