ECLI:NL:RBDHA:2021:11578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
09/240249-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een medepatiënte op het terrein van Fivoor

Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een medepatiënte op het terrein van Fivoor. De verdachte, geboren op een onbekende datum en momenteel gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster, die op 18 augustus 2020 in Den Haag door de verdachte werd gedwongen tot seksuele handelingen. Tijdens de zitting op 11 oktober 2021 heeft de officier van justitie, mr. S.F. Heslinga, gepleit voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en geloofwaardig beoordeeld, in tegenstelling tot de wisselende verklaringen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelingen op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangeefster, die duidelijk had gemaakt dat zij geen seks met hem wilde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/240249-20
Datum uitspraak: 25 oktober 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 oktober 2021 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te ’s-Gravenhage door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen)
- brengen en/of duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn,
verdachtes, penis in en/of tegen de anus en/of in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] en/of
- geven van een (tong)zoen en/of
- maken van rijdende bewegingen tegen die [slachtoffer] , althans het duwen van zijn, verdachtes, penis tegen (de vagina van) die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (meermalen) en/of (onverhoeds)
- zijn, verdachtes, arm(en) om de middel van die [slachtoffer] heeft gelegd/geslagen en/of die [slachtoffer] bij haar middel heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- de schouder(s) van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of
- de hand van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft geleid/meegenomen/meegetrokken naar (een) afgeschermd/afgelegen pad en/of de bosjes en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘Je bent mooi’ en/of ‘Ik wil seks met je’ en/of ‘Ga in de bosjes liggen’ en/of ‘Ga op de grond liggen’ en/of ‘Draai je om en ga bukken’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (met twee handen) (stevig en/of met kracht) om haar (boven)lichaam heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- zijn, verdachtes, lichaam tegen de borst/het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan/heeft uitgetrokken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te ’s-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachtes voorgenomen misdrijf om oor geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen) en/of (onverhoeds)
- zijn, verdachtes, penis tegen de anus en/of vagina en/of tussen de billen van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of (vervolgens) en/of heen en weer bewogen en/of
- die [slachtoffer] een (tong)zoen gegeven en/of
- rijdende bewegingen tegen die [slachtoffer] gemaakt, althans zijn, verdachtes, penis tegen (de vagina van) die [slachtoffer] geduwd en/of
- zijn, verdachtes, arm(en) om de middel van die [slachtoffer] gelegd/geslagen en/of die [slachtoffer] bij haar middel vastgepakt/vastgehouden en/of
- de schouder(s) van die [slachtoffer] gepakt en/of
- die [slachtoffer] geleid/meegenomen/meegetrokken naar (een) afgeschermd/afgelegen pad en/of de bosjes en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: ‘Je bent mooi’ en/of ‘Ik wil seks met je’ en/of ‘Ga in de bosjes liggen’ en/of ‘Ga op de grond liggen’ en/of ‘Draai je om en ga bukken’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (met twee handen) (stevig en/of met kracht) om haar (boven)lichaam heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- zijn, verdachtes, lichaam tegen de borst/het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan/heeft uitgetrokken.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 102).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 oktober 2021, voor zover inhoudende:
Op 18 augustus 2020 wandelde ik over het terrein van Fivoor in Den Haag. Ik zat op een bankje en er kwam een vrouw langs, die ik nog nooit eerder had gezien. Zij zei dat zij [slachtoffer] heette en 28 jaar oud was. Ik heb een valse naam en leeftijd opgegeven, omdat zij allerlei dingen over mij kan verzinnen. Eerder had een vrouw aangifte tegen mij gedaan, terwijl ik niet aan vrouwen had gezeten. Ik was bang dat [slachtoffer] ook aangifte zou gaan doen. Ik stelde voor om samen te gaan wandelen. Wij zijn naar de bossen gewandeld. Tijdens het wandelen hebben wij elkaars hand vastgehouden. Ik heb tegen [slachtoffer] gezegd dat zij mooi was. Ik heb mijn arm om [slachtoffer] haar schouder gelegd. Ik heb haar omhelsd. [slachtoffer] zei dat zij dit niet wilde. U vraagt mij hoe wij in de bosjes terecht kwamen. Ik ken die plek. Het is wel zichtbaar, maar er zijn veel bomen en daardoor is er niet veel licht. Ik werkte daar in de buurt. U vraagt mij of [slachtoffer] heeft gezegd dat zij terug wilde. Bij de ingang van de bomen heeft zij inderdaad gezegd dat zij terug wilde. U vraagt mij wat daar in de bosjes precies gebeurd is. Ik heb mijn broek uitgedaan. Ik heb de knoop van de broek van [slachtoffer] losgemaakt. Ik probeerde om vaginaal bij haar binnen te dringen. Dit lukte niet, omdat wij met de hoofden naar elkaar stonden. Ik stelde voor dat zij zich moest omdraaien en bukken. Ik heb haar toen om haar middel vastgepakt. Ik wilde opnieuw met mijn penis bij haar binnendringen. Ik heb met mijn penis haar vagina aangeraakt. Nadat ik klaar was gekomen, is [slachtoffer] weggegaan.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt op 8 september 2020, voor zover inhoudende (p. 22-24):
A: Op 18 augustus 2020, rond 19:20 uur ben ik een stukje gaan wandelen. Er zat iemand op het bankje en die zei: ‘hey’. Ik ken die man niet. Hij heeft die avond tegen mij verteld dat hij 32 jaar oud was, hij vertelde dat hij [verdachte] heette. De man liep links van mij en al vrij snel sloeg hij zijn rechterarm om mij heen. Dit deed hij om mijn middel. Ik vond dat helemaal niet prettig en vies. Ik verstijfde eigenlijk een beetje. Op een gegeven moment gaf de man mij een kus. Hij pakte met zijn rechterhand mijn rechterschouder en gaf een kus op mijn linkerwang. Ik wilde dit niet maar ik wist niet hoe ik van hem af moest komen. Ik was ook bang. Hij pakte ook af en toe mijn hand vast. Hij deed alles zonder te vragen en ik wilde dat niet. Maar het lukte mij niet om te zeggen dat ik dit niet wilde. Hij vroeg niets maar deed het gewoon. De man bleef maar zeggen dat ik mooi was. De man pakte mijn hand weer vast en ging de route bepalen. Dit voelde ik. Ik vroeg toen ook aan de man waar hij mij mee naar toe nam. Ik had niet het gevoel dat ik iets te zeggen had hierover. Hij stuurde mij. Ik zei ‘kom we gaan terug’. De man bleef mij toen eigenlijk vasthouden met 2 handen rond mijn bovenlichaam. Om mij heen zeg maar.
A: Hoe was jullie positie?
A: Met de gezichten naar elkaar toe en hij duwde zich tegen mij aan, tegen mijn borst. Ik zei toen: kom we gaan terug, maar daar gaf hij geen gehoor aan. Ik probeerde mij los te krijgen, maar dat ging niet. Ik probeerde dit met een beetje kracht wat ik in mij had, met mijn bovenlichaam.
V: In welke staat was jij toen?
A: Gespannen en bang. Ik weet niet of hij dat aan mij kon zien maar ik straalde geen blijheid uit. De man gaf aan dat hij seks met mij wilde. Ik bleef maar zeggen dat ik dit niet wilde en dat ik terug wilde. Toen opperde hij dat ik in de bosjes moest gaan liggen en dat wilde ik niet. Maar ik had al zo vaak gezegd dat ik dat niet wilde. Ik wilde niet op de grond liggen dus hij wilde het staand proberen. Ik was denk ik best wel moe van het verzetten. De man deed toen zijn broek naar beneden en heeft ook mijn broek losgeknoopt en naar beneden gedaan. Toen wilde de man met zijn piemel in mijn vagina maar dat lukt niet.
V: Hoe doet hij zijn en jou broek naar beneden?
A: Hij laat eerst zijn broek zakken en toen knoopte hij mijn broek los en deed mijn broek naar beneden en daarna deed hij mijn onderbroek naar beneden.
V: Hoe probeert hij met zijn penis in jouw vagina te gaan?
A: Hij probeerde hem naar binnen te duwen, maar hij gaf aan dat dat niet lukte.
Toen moest ik mij omdraaien en bukken. Ook dat wilde ik niet maar ik was moe van het verzetten dus ik dacht laat maar dan ben ik daarna veilig en van hem af. Ik moest omdraaien en bukken en toen ging hij met zijn piemel in mijn kont een aantal keer. In mijn anus.
V: Wat voelde jij toen hij in je anus zat?
A: Niet echt een pijn, maar wel alsof mijn anus opgerekt was. Dit voelde ik dagen daarna ook nog.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [vader slachtoffer] , opgemaakt op 8 september 2020, voor zover inhoudende (p. 32):
V: Wij hebben van [slachtoffer] begrepen dat u haar vader bent?
A: Ja. Zij heeft mij gebeld op 18 augustus 2020 om 19:44 uur. Ik kreeg haar hysterisch aan de lijn. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat er een vieze man aan haar had gezeten. Ik vroeg aan haar waar hij aan had gezeten, is het van voren? Toen zei [slachtoffer] : 'Nee daar niet daar heb ik mij flink kunnen verzetten, het was in mijn anus’.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , opgemaakt op 17 september 2020, voor zover inhoudende (p. 41-42):
Wij kregen rond 19:45 uur telefoon van [slachtoffer] . Ik hoorde van [betrokkene 2] dat [slachtoffer] aan de telefoon heel erg overstuur was en dat ze vertelde dat ze verkracht of aangerand was. Daarop ben ik samen met mijn collega [betrokkene 3] naar [slachtoffer] toe gegaan. Ze leek overrompeld en het leek alsof ze niet wist waar ze moest beginnen. Ik kan wel zeggen dat het leek of ze in shock was. Ze vertelde dat ze iemand was tegengekomen en dat ze door die man was verkracht. Ze vertelde dat ze bij bosjes waren aangekomen en ze daar een bospaadje in gingen en de man haar daar had verkracht. [slachtoffer] vertelde dat de man haar anaal had verkracht en dat ze een druk bij haar anus voelde en het pijn deed. [slachtoffer] vertelde dat zij meermaals heeft aangegeven aan de man dat ze het niet wilde. Ze vertelde dat ze verlamd was van angst. Het voelde voor mij echt als een heel geloofwaardig en plausibel verhaal.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Bewijs in zedenzaken en uitgangspunten
Volgens het Nederlands strafrecht mag een veroordeling van een strafbaar feit niet worden gebaseerd op slechts één getuigenverklaring. Het gaat in zedenzaken, net als in deze zaak, vaak om handelingen waar maar twee personen bij aanwezig zijn geweest. De Hoge Raad heeft in zijn jurisprudentie uitgemaakt dat de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering slechts geldt voor de gehele tenlastelegging. Onderdelen daarvan mogen wel degelijk op één enkele getuigenverklaring berusten. In een zedenzaak is dus voor het bewijs van seksuele handelingen of voor dwang één getuigenverklaring genoeg, mits deze voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717).
Met deze jurisprudentie in het achterhoofd stelt de rechtbank het volgende voorop. Aangeefster heeft in de kern consistent verklaard over wat haar op 18 augustus 2020 is overkomen. Die kern komt erop neer dat de verdachte verschillende (seksuele) handelingen bij haar heeft verricht, terwijl zij dat niet wilde. Daar komt bij dat aangeefster vrijwel direct na het incident hysterisch haar vader en [betrokkene 1] heeft gebeld. Dit is een gegeven dat haar verklaring in belangrijke mate doet ondersteunen. Hier staan wisselende verklaringen van de verdachte tegenover. Dit alles maakt dat de rechtbank in zijn algemeenheid meer bewijswaarde toekent aan de verklaringen van aangeefster dan aan die van de verdachte.
Binnendringen
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet bij aangeefster is binnengedrongen. Hij heeft verklaard dat hij dit wel vaginaal heeft geprobeerd, maar dat hij was klaargekomen voordat dit lukte.
De rechtbank overweegt als volgt. [slachtoffer] heeft meerdere malen -zowel in haar aangifte als tegen haar vader en [betrokkene 1] - verklaard dat de verdachte anaal bij haar is binnengedrongen. Zij heeft hierover heel specifiek gezegd dat zij dit op het moment zelf en ook de dagen erna nog voelde. De rechtbank neemt niet alleen mee wat aangeefster heeft verteld tegen haar vader en [betrokkene 1] , maar ook wat deze getuigen hebben verklaard over hoe aangeefster op dat moment op hun overkwam. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte anaal bij aangeefster is binnengedrongen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Dwang
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van dwang in de zin van andere feitelijkheden.
De rechtbank acht alle feitelijke handelingen uit de tenlastelegging bewezen. Deze handelingen heeft de verdachte ook grotendeels bekend. De verdachte ontkent echter dat dit tegen de wil van aangeefster heeft plaatsgevonden en heeft op de terechtzitting wisselend verklaard op wiens initiatief het een en ander is gebeurd. De rechtbank gaat ook hier uit van de verklaring van aangeefster. Zij heeft verklaard dat de handelingen plaatsvonden op initiatief van de verdachte, ondanks dat aangeefster meerdere malen zei dat zij dit niet wilde. Op de terechtzitting heeft de verdachte ook verklaard dat aangeefster eenmaal ‘nee’ heeft gezegd en dat zij heeft gezegd dat zij terug wilde. Door dit soort signalen van aangeefster
-die hij naar eigen zeggen nog nooit eerder had gezien- te negeren en steeds een stapje verder te gaan, heeft de verdachte een situatie laten ontstaan waar aangeefster geen weerstand tegen kon bieden. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij bij de kennismaking met aangeefster al een valse naam had opgegeven, omdat hij bang was dat zij mogelijk aangifte tegen hem zou gaan doen. De rechtbank concludeert op basis van dit alles dat de verdachte met de ten laste gelegde feitelijkheden opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat -naast binnendringen- ook sprake is geweest van dwang in de zin van andere feitelijkheden. Zij acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 18 augustus 2020 te ’s-Gravenhage door andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en
- duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer] ,
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- zijn, verdachtes, arm(en) om de middel van die [slachtoffer] heeft gelegd en die [slachtoffer] bij haar middel heeft vastgepakt/vastgehouden en
- de schouder van die [slachtoffer] heeft gepakt en
- de hand van die [slachtoffer] heeft gepakt en vastgehouden en (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft geleid naar een afgelegen pad en de bosjes en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘Je bent mooi’ en ‘Ik wil seks met je’ en ‘Ga in de bosjes liggen’ en ‘Ga op de grond liggen’ en ‘Draai je om en ga bukken’ en
- die
[slachtoffer]met twee handen om haar bovenlichaam heeft vastgepakt en vastgehouden en
- zijn, verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: TBS) wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, TBS met voorwaarden op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een medepatiënte op het terrein van Fivoor, die hij kort daarvoor had leren kennen. Aangeefster heeft de verdachte laten weten dat zij geen seks met hem wilde, maar hij is hieraan voorbij gegaan. De verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster. Verkrachting is een zeer ernstig feit, dat bij het slachtoffer naast pijn en angst ook grote en langdurige psychische problemen kan veroorzaken. Voorts hebben de gedragingen van verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij aangeefster veroorzaakt, zoals in het bijzonder blijkt uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting namens haar is voorgelezen. Na een intensieve behandelperiode was aangeefster net weer op de goede weg en zij mocht bijna met ontslag, maar dit is door de handelingen van de verdachte tenietgedaan. De verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zijn eigen behoeften en verlangens boven aangeefster geplaatst.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 juni 2021. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor zedendelicten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 22 januari 2021, waarin staat dat de verdachte lijdt aan een stoornis uit het schizofreniespectrum en dat hij zwakbegaafd is. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. De reclassering acht TBS met voorwaarden niet uitvoerbaar.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), opgesteld door [psycholoog] , psycholoog, en [psychiater] , psychiater, uitgebracht op 17 september 2021. Uit dit rapport volgt dat verdachtes handelen ten tijde van het ten laste gelegde werd beïnvloed door de bij hem aanwezige stoornissen, te weten schizofrenie, ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis en een licht tot matige verstandelijke beperking. De deskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op seksuele recidive wordt als hoog ingeschat. Gezien de complexe psychiatrische problematiek van de verdachte en de ten dele daaruit voortvloeiende hoge kans op herhaling van soortgelijke delicten wordt TBS met dwangverpleging geadviseerd. De deskundigen zijn van mening dat een behandeling binnen een klinisch kader aangewezen is. Alleen langs deze weg kan inzicht worden verkregen in de drijfveren van de verdachte en kan worden gekomen tot effectieve gedragsbeïnvloedende
interventies. Een behandeling binnen minder restrictieve juridische kaders, zoals TBS met voorwaarden of een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, wordt door de deskundigen niet haalbaar geacht.
Nu de conclusies en adviezen van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies mede aan haar oordeel over de toerekeningsvatbaarheid en straftoemeting ten grondslag.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. De rechtbank houdt daarbij rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. De bewezen verklaarde verkrachting is immers een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, terwijl tijdens het begaan van dit feit bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Naar het oordeel van de rechtbank is de problematiek van de verdachte en het daaruit voortvloeiende herhalingsgevaar zodanig, dat het niet verantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De bescherming van de veiligheid van de
samenleving noodzaakt daarom tot het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de maatregel van TBS met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verkrachting. De totale duur van de op te leggen maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.039,95, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 39,95 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering, met de wettelijke rente hierover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering, voor zover die betrekking heeft op de immateriële schade, niet-ontvankelijk te verklaren, wegens onvoldoende onderbouwing.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst de vordering van € 39,95 toe.
Verder overweegt de rechtbank dat indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend, indien de benadeelde partij in eer of goede naam of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Degene die zich hierop beroept, zal een en ander voldoende concreet moeten onderbouwen. In een enkel geval kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ook zonder onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in deze zaak sprake is. Daartoe wijst zij erop dat de verdachte de benadeelde partij heeft verkracht. Het ligt zo voor de hand dat de psychische gevolgen hiervan voor de benadeelde partij ernstig zijn, dat de rechtbank een aantasting in haar persoon aanneemt. Dit betekent dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank vindt het gevorderde bedrag van € 5.000,- billijk, gelet op de vergoedingen die in soortgelijke strafzaken worden opgelegd en op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 18 augustus 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van een bedrag van € 5.039,95, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit
€ 39,95 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening.
De verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan de hem opgelegde verplichting tot vergoeding van deze schade en jegens de Staat van zijn schadevergoedingsplicht voor zover hij heeft voldaan aan zijn verplichting jegens de benadeelde partij.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de veroordeelde en;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 5.039,95 en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 augustus 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 5.039,95, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 augustus 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. N. van der Meij, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2021.