ECLI:NL:RBDHA:2021:11575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.10732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag wijziging verblijfsdoel in verband met huiselijk geweld en verbreking van de gezinsband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Egyptische vrouw, had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op basis van haar relatie met een referent. Deze verblijfsvergunning werd echter ingetrokken vanwege de beëindiging van de relatie. Eiseres heeft vervolgens een aanvraag ingediend om haar verblijfsdoel te wijzigen naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden', omdat zij slachtoffer zou zijn van huiselijk geweld. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van het huiselijk geweld en de relatie al eerder verbroken zou zijn.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 17 september 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres niet had aangetoond dat het huiselijk geweld had geleid tot de verbreking van de gezinsband. De rechtbank stelde vast dat de gezinsband al juridisch was beëindigd op 4 november 2020, en dat het gestelde huiselijk geweld op 14 november 2020 niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan de vereisten voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, omdat zij geen objectief bewijs had geleverd van het huiselijk geweld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10732

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om wijziging van het verblijfsdoel van haar verblijfsvergunning ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Egyptische nationaliteit. Zij is met ingang van 2 november 2017 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam2] (referent)’. Deze verblijfsvergunning is verleend met een geldigheidsduur tot 2 november 2022.
Bij besluit van 28 juli 2020 is genoemde verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 3 november 2019, vanwege de beëindiging van de relatie tussen eiseres en referent. Het bezwaar van eiseres tegen de intrekking is bij besluit van 15 maart 2021 ongegrond verklaard. Dit besluit is door de rechtbank vernietigd bij uitspraak van 20 augustus 2021, waarbij is overwogen dat verweerder nader moet motiveren dat de relatie al op 3 november 2019 is verbroken.
2. Eiseres heeft op 15 januari 2021 een aanvraag ingediend tot wijziging van beperking van de verblijfsvergunning in het verblijfsdoel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. Daarbij heeft zij vermeld dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld dat heeft geleid tot verbreking van de relatie met referent.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij met de stukken die zij heeft overlegd niet heeft aangetoond dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld dat heeft geleid tot de verbreking van haar relatie met referent. Het proces-verbaal van aangifte bevat slechts een weergave van haar eigen verklaringen. De door eiseres overgelegde verklaringen van [naam3] zijn van onbekende datum en zijn enkel gebaseerd op de verklaringen van eiseres. Hun identiteit is niet vastgesteld. Het zijn geen objectieve verklaringen en ze zijn niet onderbouwd met objectief verifieerbare bewijsstukken. Niet is gebleken van hulp of begeleiding door hulpverlenende instanties wegens huiselijk geweld. Evenmin zijn medische stukken overgelegd waaruit blijkt van huiselijk geweld. De overgelegde lijst van de winteropvang toont ook niet aan dat huiselijk geweld heeft geleid tot verbreking van de relatie. Verweerder acht de gezinsband al verbroken sinds 3 november 2019, dus kan het huiselijk geweld daar niet de aanleiding voor zijn. Verder is volgens verweerder niet gebleken van andere bijzondere individuele omstandigheden die aanleiding geven om voortgezet verblijf toe te staan.
4. Eiseres voert daartegen aan dat zij met objectieve en verifieerbare stukken heeft aangetoond dat de relatie met referent niet al in november 2019 was verbroken. Eiseres heeft de politie gebeld in de nacht van het huiselijk geweld, waarmee zij aantoont dat de relatie tussen haar en referent voor het eerst op 14 november 2020 is verbroken. Verweerder oordeelt ten onrechte dat het proces-verbaal van de aangifte het huiselijk geweld niet aannemelijk maakt, omdat geen hulpverlener is betrokken is geweest. Verweerder verleent bescherming in soortgelijke situaties enkel op basis van een aangifte van huiselijk geweld. Eiseres heeft meerdere malen met de politie gebeld en verbleef in een crisisopvang voor slachtoffers van huiselijk geweld. Verweerder motiveert onvoldoende waarom het huiselijk geweld niet aannemelijk is. Eiseres is ten onrechte niet op het bezwaar gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Een verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden kan op grond van paragraaf B9/11 van de Vc [1] onder meer worden verleend als er sprake is van aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie. Verweerder neemt dan aan dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan de vreemdeling blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen. De vreemdeling moet aantonen dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie.
6. Volgens paragraaf B7/3.1.5 van de Vc is de gezinsband verbroken als het huwelijk tussen een vreemdeling en de desbetreffende referent feitelijk of juridisch is verbroken. De datum van de verbreking van het huwelijk en daarmee de gezinsband kan in elk geval niet op een later tijdstip zijn gelegen dan het moment van de in paragraaf B7/3.1.5 van de Vc genoemde juridische verbreking van het huwelijk. [2] Op 4 november 2020 is de echtscheiding van eiser en referente ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Daarmee is de gezinsband juridisch beëindigd. Alleen al om deze reden stelt verweerder terecht dat het gestelde huiselijk geweld op 14 november 2020 niet heeft geleid tot het verbreken van de gezinsband.
7. Overigens stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiseres het gestelde huiselijk geweld niet heeft aangetoond met de door haar overlegde documenten. Uit het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf B9/20.2 van de Vc, blijkt dat als bewijsmiddel van huiselijk geweld worden geaccepteerd recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, of een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld. Verweerder bekijkt dit in combinatie met recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Met het proces-verbaal van de aangifte blijkt slechts van de eigen verklaringen van eiseres. Niet is gebleken van zelfstandige bevindingen van de politie. Voor zover eiseres stelt dat zij meerdere malen heeft gebeld met de politie en zij enige tijd verbleef in een crisisopvang voor slachtoffers van huiselijk geweld, is niet gebleken van enige poging van eiseres om dit met bewijs te onderbouwen.
8. Voor zover eiseres stelt dat verweerder bescherming biedt aan vrouwen enkel gebaseerd op een aangifte van huiselijk geweld, wordt dit niet gevolgd. Uit het voorgenoemde beleid van verweerder blijkt dat een enkele aangifte onvoldoende is.
9. Gelet op wat in het primaire besluit is gesteld en wat daartegen is aangevoerd in het bezwaarschrift, was onmiddellijk duidelijk dat het bezwaar van eiseres niet tot een andere beslissing kon leiden. Eiseres hoefde dus niet te worden gehoord.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:966).