ECLI:NL:RBDHA:2021:11543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/2394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-huwelijkse relatie en hechte persoonlijke banden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, twee minderjarige kinderen van Eritrese nationaliteit, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij hun vader, referent. De aanvraag werd afgewezen omdat de familierechtelijke relatie tussen de kinderen en hun vader niet was aangetoond met officiële documenten en er niet voldaan werd aan de voorwaarden voor toelating. De rechtbank heeft op 28 juni 2021 uitspraak gedaan, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de eisers minderjarig zijn en de familierechtelijke relatie niet officieel was aangetoond, dit niet automatisch betekent dat er sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeerde dat er geen hechte persoonlijke banden waren tussen de kinderen en hun vader, aangezien hij hen nooit in levende lijve had gezien en slechts financiële steun verleende. De rechtbank oordeelde dat de relatie tussen de vader en de moeder van de kinderen niet als een niet-huwelijkse relatie kon worden gekwalificeerd, omdat de vader al getrouwd was met een andere vrouw ten tijde van de geboorte van de kinderen.

De rechtbank benadrukte dat de enkele stelling van de eisers dat er toekomstplannen waren en dat er sprake was van liefde, onvoldoende was om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van hechte persoonlijke banden en dat het beroep van de eisers ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser I, V- nummer [V-nummer 1] .

[eiser 2], eiser II, V- nummer [V-nummer 2] .
(tezamen: eisers)
(gemachtigde: mr. B. Manawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij ‘familie of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft per Skypeverbinding plaatsgevonden op 18 mei 2021.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig referent en de tolk.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser I is geboren op [geboortedag 1] 2007. Eiser II is geboren op [geboortedag 2] 2008. Beiden hebben de Eritrese nationaliteit. Zij willen verblijf bij referent, hun vader.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Omdat eisers minderjarig zijn wordt het hen niet tegengeworpen dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent niet is aangetoond met officiële of familierechtelijke documenten. Echter, niet wordt voldaan aan de overige voorwaarden voor toelating. Eisers zijn niet geboren uit een relatie die feitelijk gelijk te stellen is aan een huwelijk (een niet-huwelijkse relatie). Vervolgens is beoordeeld of tussen eisers en referent sprake is van hechte persoonlijke banden. Hiervan is niet gebleken. Verweerder komt dan ook tot de conclusie dat geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM [1] en komt niet toe aan een belangenafweging. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden om af te wijken van de beleidsregels en om de aanvraag toch in te willigen.
Wat zijn de regels?
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eisers in beroep?
4. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Eisers stellen dat er wel degelijk sprake was van een niet-huwelijkse relatie tussen referent en de moeder van eisers, mevrouw [A] . Zij zagen elkaar regelmatig, hadden een kinderwens en er waren toekomstplannen. Ook is wel degelijk sprake van hechte en persoonlijke banden tussen eisers en referent. Referent heeft regelmatig contact met hen, hij staat eisers financieel bij en hij wil het contact met eisers in de toekomst verder opbouwen. Dat de onderhavige aanvraag pas twee jaar nadat referent een asielvergunning kreeg is ingediend kan eisers niet worden toegerekend, omdat hij moest wachten op toestemming van hun moeder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Niet-huwelijkse relatie
5. Uitgaande van de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent, volgt uit het beleid van verweerder dat tussen ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen altijd sprake is van familie- of gezinsleven. [2] Van belang bij de vraag of er sprake is van een niet-huwelijkse relatie is of deze relatie duurzaam en exclusief was. Deze vraag moet naar het oordeel van de rechtbank ontkennend worden beantwoord. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat referent ten tijde van het krijgen van een relatie met mevrouw [A] en de verwekking van eisers, al getrouwd was met een andere vrouw. Met deze vrouw heeft referent twee kinderen. Ook een derde kind van referent, die een andere moeder heeft, woonde bij deze vrouw. Ook mevrouw [A] had al een kind van een andere partner. Verweerder heeft ook kunnen betrekken dat eiser, direct nadat hij hier te lande een asielvergunning kreeg, een nareisaanvraag voor zijn echtgenote heeft ingediend en pas twee jaar later voor de kinderen die hij met mevrouw [A] heeft gekregen. Zij heeft vervolgens eisers achtergelaten bij haar ouders en is met haar oudste kind naar haar partner in Engeland vertrokken. Tot slot is van belang dat referent tijdens de hoorzitting heeft aangegeven dat hij het grootste deel van zijn inkomen aan zijn echtgenote gaf. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de relatie tussen referent en mevrouw [A] geen niet-huwelijkse relatie was. De enkele stelling dat er toekomstplannen waren en dat er sprake was van liefde zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Hechte en persoonlijke banden
6. Uit het hierboven genoemde beleid volgt dat wanneer kinderen niet uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie zijn geboren, zoals in deze zaak het geval is, er wel familie- of gezinsleven wordt aangenomen tussen een minderjarig kind en diens biologische vader als er tussen hen daadwerkelijk sprake is van hechte en persoonlijke banden. Bij die beoordeling moet de feitelijke situatie zorgvuldig en gemotiveerd worden gewogen. Gekeken moet worden naar de invulling van het contact op dit moment en in het verleden, en de intensiteit daarvan. [3] Gebleken is dat referent eiser I na zijn geboorte ongeveer een jaar bijna dagelijks zag, maar hem nadien niet meer heeft gezien. Behalve wat financiële steun is niet gebleken dat referent een rol als verzorgende vader had toen hij nog in Eritrea woonde. Eiser II is geboren na het vertrek van referent uit Eritrea, referent heeft hem nooit in levende lijve gezien. Referent heeft dus nooit met eisers samengewoond. Eisers zijn eerst verzorgd door hun moeder en na haar vertrek naar Ethiopië achtergelaten bij haar ouders. Dat referent hen financieel zou hebben ondersteund en ook telefonisch contact met hen heeft, laat onverlet dat niet is gebleken dat hij ooit fysiek heeft bijgedragen aan hun opvoeding. Eisers zijn altijd door derden verzorgd en afhankelijk geweest. Ook heeft referent pas twee jaar nadat hij zijn asielvergunning kreeg, deze aanvraag voor eisers gedaan. De enkele stelling dat dit niet eerder kon omdat de moeder toestemming moest geven, vormt geen afdoende verklaring waarom dit zo lang moest duren. De in beroep door referent overgelegde stukken ter onderbouwing van het contact met eisers bestaat uit enkele screenshots van telefonisch contact en een aantal overschrijvingen van geld. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit deze stukken niet volgt dat sprake is van hechte en persoonlijke banden. Dit kan ook niet volgen uit de overgelegde foto’s De verwijzing van eisers op zitting naar het arrest Kruškić tegen Kroatie [4] van het EHRM [5] wordt niet gevolgd, omdat dit arrest allereerst ziet op een andere situatie, namelijk familie- en gezinsleven tussen grootouders en kleinkinderen en daarnaast, conform dit arrest, in onderhavig geval alle banden tussen referent en eisers, zoals die zijn gevormd door de feitelijke omstandigheden, door verweerder zijn betrokken. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.P. Deventer, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2021
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Vreemdelingencirculaire 2000
Volgens paragraaf B7/3.8.1 van de Vc 2000 neemt de IND in ieder geval aan dat sprake is van familie-of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen:
- echtgenoten in een reëel huwelijk (lawful and genuine marriage);
- partners in een reële en in voldoende mate met een huwelijk op een lijn te stellen (homo- of heteroseksuele) relatie;
- ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen; of
- minderjarige broers en zussen, die bloedverwant zijn en die in hetzelfde gezin hebben samengeleefd.
De IND neemt in ieder geval familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan tussen een minderjarig kind en zijn:
- erkenner;
- biologische vader (wiens kind niet uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie is geboren);
- adoptiefouder(s);
- pleegouder(s);
- opvangouder(s);
- stiefouder(s);
- grootouder(s);
- oom/ tante;
- neef/nicht;
- minderjarige broer of zus met wie bloedverwantschap bestaat en met wie niet in hetzelfde gezin is samengeleefd;
- minderjarige broer of zus met wie geen bloedverwantschap bestaat; of
- meerderjarige broer of zus,
als uit de feiten en omstandigheden volgt dat daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden.

Voetnoten

1.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie paragraaf B7/3.8 van de Vreemdelingen Circulaire 2000 (Vc)
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2018, (ECLI:NL:RVS:2018:2366)
4.Het arrest van het EHRM van 25 november 2014, Kruškić tegen Kroatië, (ECLI:CE:ECHR:2014:1125DEC001014013)
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens