ECLI:NL:RBDHA:2021:11541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van schijnrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1984 en van Indiase nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend om bij zijn partner, de referente, te verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van eerdere vaststellingen van de staatssecretaris dat er sprake was van een schijnrelatie tussen eiser en referente. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die de afwijzing onterecht maken, en dat verweerder niet had mogen afzien van een onderzoek naar hun relatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden heeft aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom de overgelegde bewijsstukken, zoals foto’s en andere documenten, niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt. Eiser heeft niet aangetoond dat er thans sprake is van een huwelijkse relatie en een gezamenlijke huishouding.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over het fair-play beginsel en het gelijkheidsbeginsel verworpen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om een verweerschrift in te dienen en dat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.