ECLI:NL:RBDHA:2021:11540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfrecht en ongewenstverklaring van een Unieburger wegens actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Griekse Unieburger, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had zijn verblijfsrecht in Nederland verloren en was ongewenst verklaard op basis van zijn criminele verleden, waaronder een veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf voor poging tot doodslag en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het gedrag van de eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de samenleving vormt. De rechtbank overwoog dat, ondanks de positieve gedragsverandering van de eiser sinds zijn vrijlating, de tijd sinds zijn voorwaardelijke invrijheidstelling nog te kort was om te concluderen dat hij geen bedreiging meer vormde. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat de ongewenstverklaring nog van kracht was. Tevens is het beroep tegen de ongewenstverklaring ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat het belang van de openbare orde zwaarder weegt dan het privéleven van de eiser, aangezien hij geen objectief verifieerbare stukken had overgelegd die een beschermenswaardig familie- of privéleven aantonen.