ECLI:NL:RBDHA:2021:11538
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning met terugwerkende kracht en schending van de hoorplicht in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiser met de Iraakse nationaliteit. Eiser had een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar deze was eerder met terugwerkende kracht ingetrokken. Eiser heeft tegen het besluit van de staatssecretaris, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid afwees en een inreisverbod oplegde, beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de hoorplicht heeft geschonden, wat in strijd is met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende was gehoord in bezwaar, ondanks zijn langdurige verblijf in Nederland en de hechte familiebanden die hij heeft. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser alsnog gehoord dient te worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1496,-.