In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 een beschikking gegeven in een erfrechtelijke procedure. Het verzoek betreft de vaststelling van een voorschot op het loon van de vereffenaar, die is benoemd voor de nalatenschap van een overleden persoon. De vereffenaar heeft verzocht om een voorschot op haar loon op basis van artikel 4:206 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vereffenaar onvoldoende informatie heeft verstrekt over de huidige toestand van de boedel. Er is niet aangetoond dat er voldoende liquide middelen in de boedel aanwezig zijn om een voorschot uit te keren. Hierdoor heeft de vereffenaar geen belang bij de vaststelling van een voorschot.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 april 2021 ter griffie is ingekomen. De vereffenaar is op 6 september 2021 telefonisch gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vereffenaar bij beschikking van 7 februari 2020 is benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap. De kantonrechter heeft de richtlijnen voor de vereffening van nalatenschappen en de Recofa-richtlijnen in overweging genomen bij de beoordeling van het verzoek. De kantonrechter concludeert dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten die zijn gesteld in de richtlijnen, met name omdat er onvoldoende informatie is over de toestand van de boedel en de liquiditeit daarvan.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen, omdat de vereffenaar niet kan aantonen dat er liquide middelen beschikbaar zijn voor het uitkeren van een voorschot. De beschikking is gegeven door mr. M.S. Vonck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.