Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
(punten 46 tot en met 51, toevoeging rechtbank)volgt dat artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de Schengengrenscode zich niet verzet tegen een nationale praktijk waarbij een terugkeerbesluit wordt vastgesteld tegen een niet-visumplichtige vreemdeling die zich voor kort verblijf op het grondgebied van de lidstaten bevindt (verblijf in de vrije termijn), als die vreemdeling wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit en dat daarbij niet is vereist dat wordt vastgesteld dat de persoonlijke gedragingen van die vreemdeling een daadwerkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen. Wel moeten de nationale autoriteiten rekening houden met het evenredigheidsbeginsel. Daaruit volgt dat het strafbare feit waarvan de vreemdeling wordt verdacht, in het licht van de aard ervan en de strafmaat, ernstig genoeg moet zijn om te rechtvaardigen dat het verblijf van die vreemdeling op het grondgebied van de lidstaten onmiddellijk wordt beëindigd. Indien de desbetreffende vreemdeling niet is veroordeeld, kunnen de bevoegde autoriteiten alleen stellen dat die vreemdeling een bedreiging vormt voor de openbare orde indien er met elkaar overeenstemmende, objectieve en nauwkeurige elementen zijn op grond waarvan die vreemdeling kan worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit. […]”
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.