ECLI:NL:RBDHA:2021:11417
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijf en rechtmatigheid verblijf van een EU-burger
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een document ‘duurzaam verblijf’ door een Roemeense burger. De eiser had op 31 januari 2020 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van het besluit van 9 april 2020, waarin werd vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had gehad. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het besluit van 9 april 2020 niet-ontvankelijk was, omdat er geen beslissing op bezwaar was genomen. Echter, het beroep tegen het bestreden besluit werd gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet alle ingediende stukken van eiser had betrokken bij de beoordeling van zijn aanvraag. Tevens werd vastgesteld dat de hoorplicht was geschonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiser vergoedde. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige besluitvorming en het betrekken van alle relevante informatie in het kader van aanvragen voor verblijfsdocumenten.