Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 34).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de werkgever, een internationale aanbieder van tank- en servicepassen, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die 16 jaar in dienst was als Telesales medewerker. De werkgever stelde dat er een verstoorde arbeidsrelatie was ontstaan, mede door het functioneren van de werknemer en het onoplosbare conflict met de teamleider. De werknemer betwistte de verstoorde arbeidsrelatie en voerde aan dat hij niet op zijn functioneren kon worden aangesproken. De kantonrechter oordeelde dat voor het vaststellen van een verstoorde arbeidsrelatie geen verwijtbaarheid van de werknemer vereist is. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever voldoende feiten en omstandigheden had aangedragen die een redelijke grond voor ontbinding opleverden. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 september 2021, en de werknemer kreeg een transitievergoeding van € 26.594,08 toegewezen. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstige verwijtbaarheid van de werkgever. De proceskosten werden door beide partijen gedragen.