ECLI:NL:RBDHA:2021:11243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden tegen dakkapellen op basis van geringe overschrijdingen van omgevingsvergunningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Gouda. De eiser verzocht om handhavend op te treden tegen dakkapellen van zijn buurman, die volgens hem afweken van de verleende omgevingsvergunningen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, het college, zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat handhavend optreden onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. De rechtbank overwoog dat de afwijkingen van de dakkapellen gering waren en geen reële hinder veroorzaakten. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.

Het proces begon met een besluit van 19 september 2019, waarin het verzoek van de eiser om handhavend op te treden werd afgewezen. Dit besluit werd in een later bestreden besluit op 26 februari 2020 bevestigd. De eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarna de rechtbank de zaak op 14 september 2021 behandelde. De rechtbank concludeerde dat de dakkapellen slechts in geringe mate afweken van de vergunningen en dat er geen concreet zicht op legalisatie was, maar dat de geringe afwijkingen niet voldoende waren om handhavend optreden te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de eiser niet opwogen tegen de geringe overschrijdingen van de vergunningen, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2861

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A. de Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder

(gemachtigden: D. Kruk en mr. R. Oosterhuis).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij 1] en [derde-partij 2] , te [woonplaats] .

Procesverloop

In het besluit van 19 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om handhavend op te treden tegen de dakkapellen van de woning aan de [adres 1] [huisnummer 1] in [plaats] afgewezen.
In het besluit van 26 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Derde-partij heeft een reactie gegeven.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij is verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser woont aan de [adres 1] [huisnummer 2] in [plaats] . Hij heeft verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de dakkapellen op voorkant en de achterkant van het huis van zijn buurman (derde-partij) aan de [adres 1] [huisnummer 1] . Volgens eiser wijken de dakkappelen af van de verleende omgevingsvergunningen.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft geweigerd om handhavend op te treden. Verweerder heeft de dakkapellen op 16 juni 2019 gecontroleerd en heeft toen geconstateerd dat beide dakkappelen slechts in geringe mate afwijken van de verleende omgevingsvergunningen. Volgens verweerder is handhavend optreden tegen de dakkapellen vanwege deze geringe afwijkingen onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Volgens verweerder past de dakkapel aan de voorkant van het huis bovendien binnen de regels van het bestemmingsplan en kan deze worden gelegaliseerd. De dakkapel aan de achterkant van het huis staat in verhouding tot andere dakkapellen aan de [adres 2] , aldus verweerder.
Het beroep
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiser is niet in geschil dat de dakkapellen zijn gebouwd in afwijking van de verleende omgevingsvergunningen en is verweerder verplicht om hiertegen handhavend op te treden. Volgens eiser is bovendien geen sprake van slechts geringe afwijkingen van de vergunningen. Eiser voert in dit verband aan dat verweerder de breedte van de dakkapellen niet op de juiste manier heeft gemeten door de overstekken niet mee te tellen. Daarnaast zijn de dakkapellen geplaatst op een andere plek dan op de bouwtekeningen is aangegeven. Er is geen concreet zicht op legalisatie omdat derde-partij geen nieuwe omgevingsvergunning heeft aangevraagd. Volgens eiser is handhavend optreden bovendien niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
Het oordeel van de rechtbank
4. Vast staat dat de dakkapellen aan de voorkant en de achterkant van het huis aan de [adres 1] [huisnummer 1] afwijken van de verleende omgevingsvergunningen. In het handhavingsrapport van 18 juli 2019, dat is opgesteld naar aanleiding van de controle op 16 juli 2019, staat dat de dakkapel aan de voorkant 3,12 m breed is (buitenwerkse maat zijwangen), terwijl de breedte op de vergunningstekening 3 m is. Daarnaast wijkt de plaats van deze dakkapel licht af van de vergunningstekening; de afstand vanuit het hart van de linker woningscheidende wand is 0,98 m terwijl dit volgens de vergunningstekening 1,22 m moet zijn. De dakkapel aan de achterkant is 3,8 m breed (buitenwerkse maat zijwangen), terwijl de breedte op de vergunningstekening 3,7 m is. De afstand van deze dakkapel tot het hart van de linker woningscheidende wand is 0,48 m terwijl dit volgens de vergunningstekening 0,65 m moet zijn. De hoogte van deze dakkapel is 2,32 m in plaats van de vergunde 2,20 m. Dit heeft vermoedelijk te maken met het feit dat de dakkapel hoger in het dakvlak is geplaatst dan op de vergunningstekening is aangegeven.
4.1.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
4.2.
De rechtbank overweegt dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de breedte van de dakkapellen onjuist is gemeten omdat de overstekken niet zijn meegeteld. Op grond van artikel 2, lid 2.8, van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Korte Akkeren” moet worden gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State al heeft overwogen wordt onder buitenwerkse gevelvlakken niet tevens overstekken verstaan (zie de uitspraak van 11 augustus 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN3733).
4.3.
De rechtbank overweegt verder dat uit het handhavingsrapport volgt dat de dakkapel aan de voorkant 12 cm breder en de dakkapel aan de achterkant 10 cm breder is dan op de vergunningstekeningen is aangegeven. Verder volgt uit het handhavingsrapport dat de dakkappelen op een iets andere plek op het dak zijn geplaatst dan op de vergunningstekeningen is aangegeven. Het verschil tussen de plaats op de tekeningen en de daadwerkelijke plaats ligt tussen de 12 en 24 cm (afstand vanuit het hart van de linker woningscheidende wand tot de dakkapel aan de voorkant van het huis). De rechtbank overweegt dat verweerder deze verschillen terecht als gering heeft aangemerkt.
4.4.
De rechtbank overweegt ten slotte dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Verweerder heeft hierbij terecht betrokken dat sprake is van geringe overschrijdingen van de verleende omgevingsvergunningen en dat deze geen reële hinder veroorzaken. De afwijkingen in breedte en plaatsing op het dak zijn dermate klein, dat deze nauwelijks zijn waar te nemen. Dat eiser hier hinder van ondervindt, acht de rechtbank niet aannemelijk. Eiser heeft dit ook niet onderbouwd, aangezien hij op zitting desgevraagd heeft verklaard dat zijn belang is gelegen in het krijgen van rechtvaardigheid. Eiser heeft er verder op gewezen dat er in de dakkapel aan de voorkant een webcam zou staan die zijn perceel filmt, maar dit is in ieder geval geen hinder die het gevolg is van de afwijkingen van de omgevingsvergunning. Verweerder heeft daarom in redelijkheid van handhaving kunnen afzien.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van E.Th. Rietbroek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2021.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.