ECLI:NL:RBDHA:2021:11243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om handhavend optreden tegen dakkapellen op basis van geringe overschrijdingen van omgevingsvergunningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Gouda. De eiser verzocht om handhavend op te treden tegen dakkapellen van zijn buurman, die volgens hem afweken van de verleende omgevingsvergunningen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, het college, zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat handhavend optreden onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. De rechtbank overwoog dat de afwijkingen van de dakkapellen gering waren en geen reële hinder veroorzaakten. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.
Het proces begon met een besluit van 19 september 2019, waarin het verzoek van de eiser om handhavend op te treden werd afgewezen. Dit besluit werd in een later bestreden besluit op 26 februari 2020 bevestigd. De eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarna de rechtbank de zaak op 14 september 2021 behandelde. De rechtbank concludeerde dat de dakkapellen slechts in geringe mate afweken van de vergunningen en dat er geen concreet zicht op legalisatie was, maar dat de geringe afwijkingen niet voldoende waren om handhavend optreden te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de eiser niet opwogen tegen de geringe overschrijdingen van de vergunningen, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard.