In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 oktober 2021, zijn eisers, een gezin met minderjarige kinderen, in beroep gegaan tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt dat de door eisers overgelegde informatie onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat de asielprocedure, opvangvoorzieningen of leefomstandigheden in Italië sinds eerdere arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zodanig zijn verslechterd dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in redelijkheid op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft kunnen baseren, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Italië de asielverzoeken op een adequate manier zal behandelen. De rechtbank heeft ook de belangen van de minderjarige kinderen van eisers in de afweging betrokken, maar concludeert dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eisers naar Italië onevenredig hard zou zijn. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers ongegrond en bevestigt dat de belangen van de kinderen niet in het gedrang komen door de overdracht.