ECLI:NL:RBDHA:2021:11194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.19239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep in asielzaak van Griekse statushouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door een verzoeker, die de Griekse nationaliteit heeft. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de autoriteiten van Griekenland reeds op 2 april 2020 internationale bescherming aan de verzoeker hadden verleend. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de zitting op 22 januari 2021 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig.

Op 9 september 2021 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, waarbij hij zich baseerde op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juli 2021. De staatssecretaris gaf aan dat hij zich nog beraden over de gevolgen van deze uitspraken voor de aanvraag van de verzoeker, maar dat de verzoeker deze beslissing in Nederland mocht afwachten. Naar aanleiding van deze intrekking heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van de verzoeker te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris (gedeeltelijk) tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.496,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19239

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

In het besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder is gebleken dat de autoriteiten van Griekenland op 2 april 2020 al internationale bescherming aan verzoeker hebben verleend.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de beroepszaak heeft plaatsgevonden op 22 januari 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.E. Aydin. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In het besluit van 9 september 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Aan de intrekking heeft verweerder de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juli 2021 [1] ten grondslag gelegd. Verweerder heeft aangegeven zich nog te beraden over de consequenties van de uitspraken voor de aanvraag van verzoeker en dat opnieuw op de aanvraag zal worden beslist, maar dat verzoeker deze beslissing in Nederland mag afwachten.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank daarop meegedeeld dat hij bereid is om de door verzoeker gemaakte proceskosten te vergoeden.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder (gedeeltelijk) tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,-), met een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.