ECLI:NL:RBDHA:2021:11194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep in asielzaak van Griekse statushouder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door een verzoeker, die de Griekse nationaliteit heeft. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de autoriteiten van Griekenland reeds op 2 april 2020 internationale bescherming aan de verzoeker hadden verleend. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de zitting op 22 januari 2021 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig.
Op 9 september 2021 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, waarbij hij zich baseerde op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juli 2021. De staatssecretaris gaf aan dat hij zich nog beraden over de gevolgen van deze uitspraken voor de aanvraag van de verzoeker, maar dat de verzoeker deze beslissing in Nederland mocht afwachten. Naar aanleiding van deze intrekking heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van de verzoeker te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris (gedeeltelijk) tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.496,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.