ECLI:NL:RBDHA:2021:11193
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in asielzaak van Griekse statushouder
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Griekse statushouder. De verzoeker had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de autoriteiten van Griekenland op 2 april 2020 al internationale bescherming aan de verzoeker hadden verleend. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, dat bekend is onder zaaknummer NL20.19239, en heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 9 september 2021 het bestreden besluit ingetrokken, waarbij hij zich beriep op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juli 2021. De staatssecretaris gaf aan dat hij zich nog zou beraden over de gevolgen van deze uitspraken voor de aanvraag van de verzoeker, maar dat de verzoeker deze beslissing in Nederland mocht afwachten. Hierop heeft de verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de gemaakte proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) geoordeeld dat de staatssecretaris gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen en de kosten vastgesteld op € 748,-, zijnde de kosten voor rechtsbijstand.