ECLI:NL:RBDHA:2021:1111
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake overdracht aan Duitse autoriteiten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Nederland asiel heeft aangevraagd, is op de hoogte gesteld van zijn voorgenomen overdracht aan de Duitse autoriteiten op 2 februari 2021. Hiertegen heeft hij bezwaar gemaakt en verzocht om opschorting van de overdracht. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en geconcludeerd dat de voorgenomen overdracht als een handeling van een bestuursorgaan moet worden beschouwd, waartegen bezwaar openstaat.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Duitse autoriteiten onvoldoende maatregelen nemen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een andere beoordeling rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de noodzaak tot overdracht niet ontbreekt en dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigden van beide partijen en er is geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.