ECLI:NL:RBDHA:2021:10943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.5152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van mvv-vereiste en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiseres, een vrouw van Kameroense afkomst, had op 14 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met het doel 'verblijf bij gezin of familie'. Deze aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 augustus 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. F.J.M. Schonkeren, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M. Lorier.

De rechtbank overwoog dat eiseres in het verleden een mvv had verkregen voor gezinshereniging, maar dat haar Nederlanderschap in 2018 was ingetrokken vanwege het verstrekken van onjuiste gegevens. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 3.82 van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan die van eiseres, en dat er geen beschermenswaardig gezinsleven was tussen eiseres en haar zus, die als referente fungeerde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging door de staatssecretaris voldoende gemotiveerd was en dat de intrekking van het Nederlanderschap van eiseres met terugwerkende kracht had plaatsgevonden, waardoor haar aanvraag niet binnen de redelijke termijn was ingediend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 7 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5152
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 14 januari 2019 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel “verblijf bij gezin of familie” afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 26 maart 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1. Op 20 juni 2008 is aan eiseres een mvv1 verleend met als doel ‘gezinshereniging bij ouder [naam 2]’. Bij besluit van 18 september 2008 is aan eiseres een verblijfsvergunning verleend. Bij koninklijk besluit van 11 december 2009 is aan eiseres het Nederlanderschap verleend onder de personalia [naam 3], geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats], Kameroen.
2. Eiseres heeft zich op 19 februari 2014 gemeld bij de gemeente Tilburg om haar personalia in de Basisregistratie Personen te laten wijzigen. Daarop heeft eiseres op 1 mei 2014 bij de gemeente Tilburg een schriftelijke verklaring onder ede afgelegd waarin zij
1. Machtiging tot voorlopig verblijf.
heeft gesteld dat haar juiste personalia zijn: [naam 1], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats], Kameroen. Daarbij heeft zij ook verklaard dat [naam 2] haar oudere zus is en niet haar moeder. De gemeente Tilburg heeft hiervan op 14 maart 2014 melding gemaakt bij de IND.
3. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder bij besluit van 24 december 2018 het aan eiseres verleende Nederlanderschap met terugwerkende kracht tot 11 december 2009 ingetrokken. Bij besluit van 22 januari 2020 heeft verweerder het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 oktober 2020 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard.2
4. Eiseres wenst bij haar zus, [naam 2] (referente), te verblijven en heeft daartoe op 14 januari 2019 een aanvraag ingediend.
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. Eiseres komt niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b van het Vb.3 Het Nederlanderschap van eiseres is ingetrokken op grond van artikel 14 van de RWN.4 Daarnaast is in het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap overwogen dat als in de naturalisatieprocedure bekend was geweest dat eiseres zich bediende van een valse identiteit en een oneigenlijke familierechtelijke ouder-kind relatie met referente, het verzoek om die reden zou zijn afgewezen. Tevens zou eerder geen verblijfsvergunning zijn verleend. Eiseres komt ook niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM5, omdat geen sprake is van beschermenswaardig familieleven tussen eiseres en referente. Eiseres heeft weliswaar privéleven in Nederland, maar de door verweerder verrichte belangenweging leidt tot de conclusie dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan het belang van eiseres.
6. Eiseres voert aan dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vb. Verweerder miskent namelijk dat er verschil bestaat tussen de in dat lid genoemde relevante feiten die leiden tot afwijzing van het naturalisatieverzoek en relevante feiten die leiden tot afwijzing van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning. Eiseres heeft op 19 februari 2014 haar personaliagegevens laten aanpassen. Uit het feit dat verweerder niet is overgegaan tot intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres – die nog geldig was tot 21 oktober 2014
– kan worden afgeleid dat de wijziging van de personaliagegevens kennelijk voor verweerder geen aanleiding vormden tot intrekking. Daarnaast is de redelijke termijn voor niet tijdig ingediende aanvragen twee jaar na bekendmaking van het intrekkingsbesluit. Daarmee wordt het intrekkingsbesluit van de naturalisatie bedoeld, aldus eiser. Onderhavige aanvraag is ingediend binnen deze termijn. Eiseres stelt verder dat zij in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM, omdat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Eiseres heeft vanaf het moment van inreis samengewoond met haar zus. Toen was sprake van gezinsleven, waarbij referente als een moeder voor eiseres heeft gezorgd. Deze moeder-
2 ECLI:NL:RBZW B:2020:4753.
3 Vreemdelingenbesluit 2000.
4 Rijkswet op het Nederlanderschap.
5 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
dochter verhouding impliceert dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid en emotionele binding ten opzichte van een normale zus-zus relatie. Voor wat betreft het privéleven heeft verweerder ondeugdelijk gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Tot slot stelt eiseres dat de hoorplicht is geschonden.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. Op grond van artikel 3.71, eerste lid, van het Vb wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
Uit artikel 3.82, eerste lid, van het Vb volgt dat artikel 3.71 van het Vb niet van toepassing is, indien de niet-tijdig ingediende aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is ontvangen binnen een redelijke termijn nadat het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vw6, of als Nederlander, is geëindigd.7
Op grond van artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vb is het eerste lid niet van toepassing, indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
Uit paragraaf B1/6.1 van de Vc volgt dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vb als de IND het Nederlanderschap intrekt op grond van artikel 14 van de RWN en aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- het geven van een valse verklaring of het bedrog, of het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap relevant feit, voorafgaand aan de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap heeft plaatsgevonden ten behoeve van een aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning; en
- de betreffende gegevens of feiten zouden hebben geleid tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen van de geldigheidsduur.
8. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vb. In dat kader is allereerst relevant dat het Nederlanderschap van eiseres is ingetrokken op grond van artikel 14 van de RWN. Het is de rechtbank inmiddels gebleken dat deze intrekking met de uitspraak van de Afdeling8 van 28 juli 20219 in rechte vaststaat. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat indien bij de Nederlandse autoriteiten bekend was geweest dat referente niet de moeder was van referente – maar haar zus – en eiseres bovendien een valse identiteit had opgegeven, het verzoek om verlening van het Nederlanderschap om die redenen zou zijn afgewezen. Verweerder heeft eveneens voldoende gemotiveerd dat deze omstandigheden ook een beletsel hadden gevormd voor het verlenen van de
6 Vreemdelingenwet 2000.
7 Uit paragraaf B1/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat de hier bedoelde redelijke termijn twee jaar is.
8 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
verblijfsvergunning onder de beperking “verblijf bij ouder”. De enkele omstandigheid dat verweerder de destijds aan eiseres verleende verblijfsvergunning niet met terugwerkende kracht heeft ingetrokken, kan niet tot een andere conclusie leiden. Het daadwerkelijk intrekken van de eerder verleende verblijfsvergunning is immers geen voorwaarde voor het aannemen van een situatie als bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vb.
9. Dat eiseres in 2008 op een mvv Nederland is ingereisd – en dus over een geldige mvv heeft beschikt – doet niet af aan het voorgaande. De op basis van die mvv aan eiseres verleende en verlengde verblijfsvergunning was geldig tot 21 oktober 2014. Het Nederlanderschap van eiseres is met terugwerkende kracht tot 11 december 2009 ingetrokken en moet worden geacht nooit te hebben bestaan. De onderhavige aanvraag dateert van 14 januari 2019 en is dan ook niet binnen de redelijke termijn van twee jaar na 21 oktober 2014 ingediend.
10. Op grond van artikel 3.71, eerste lid, aanhef en onder l, van het Vb is een vreemdeling vrijgesteld van het mvv-vereiste indien de uitzetting in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Voor zover eiseres zich in dat kader op familie- of gezinsleven tussen haar en haar zus beroept, overweegt de rechtbank als volgt.
11. Tussen meerderjarige zussen wordt familie- of gezinsleven aangenomen indien er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De banden dienen zo sterk te zijn dat als gevolg van de scheiding de betreffende gezinsleden niet in staat zijn zelfstandig te functioneren. Verweerder heeft dan ook bij zijn beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie kunnen betrekken dat referente op 18 januari 2021 is geëmigreerd naar België en dat eiseres vanaf die datum niet meer samenwoont met haar zus. Eiseres woont zelfstandig, heeft een baan en voorziet in haar eigen onderhoud. Hieruit blijkt dat zij in staat is om zichzelf te handhaven. Er is dan ook niet gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, waardoor tussen beiden geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in Nederland privéleven heeft in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat geen sprake is van inmenging in dit privéleven. Weliswaar is het Nederlanderschap met terugwerkende kracht ingetrokken en dient dit daarom te worden geacht nooit te hebben bestaan, maar dat geldt niet ten aanzien van de verblijfsvergunning, aangezien die nimmer is ingetrokken. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder desondanks voldoende gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat het bestreden besluit geen strijd met artikel 8 van het EVRM oplevert. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle relevante feiten en omstandigheden meegewogen bij het maken van de belangenafweging tussen enerzijds het belang van eiseres bij een voortgezet verblijf in Nederland en anderzijds het belang van de Nederlandse staat bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid. Daarbij heeft verweerder zwaar gewicht in het nadeel van eiseres kunnen toekennen aan de omstandigheid dat haar verblijf in de periode van 2008 tot 2014 het gevolg is geweest van een valse voorstelling van haar persoonsgegevens. Dat eiseres na 19 februari 2014 haar verblijf in Nederland heeft voortgezet en haar band met Nederland heeft geïntensiveerd, dient voor rekening en risico van eiseres te komen. Vanaf dat moment was de verblijfsrechtelijke situatie immers onzeker als gevolg van het bekendmaken van de juiste persoonsgegevens. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres tot haar 17e
jaar in Kameroen bij haar ouders heeft gewoond en dat niet is gebleken van objectieve belemmeringen om daar opnieuw te verblijven en een privéleven op te bouwen. De biologische ouders van eiseres wonen bovendien nog immer in Kameroen en niet is gebleken dat eiseres niet op hen terug kan vallen.
13. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op de grond dat er sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM.
14. Tot slot is er geen sprake van strijd met de hoorplicht. Op voorhand kon duidelijk zijn dat de gronden in bezwaar, gelet op de inhoud van het primaire besluit, niet tot een andere uitkomst konden leiden.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier op 1 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR17665937

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.