ECLI:NL:RBDHA:2021:10899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
21-1954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en beëindiging van de tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan over de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel die eerder op 28 januari 2021 was opgelegd aan de veroordeelde. De maatregel was opgelegd voor de duur van twaalf maanden, met het doel de veroordeelde te helpen bij zijn verslavingsproblematiek en hem voor te bereiden op zijn terugkeer naar Polen. De veroordeelde heeft op 2 augustus 2021 een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de maatregel. Tijdens de zitting op 21 september 2021 is de veroordeelde gehoord, evenals zijn raadsman en de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die inmiddels tot ongewenst vreemdeling is verklaard, niet heeft willen deelnemen aan de aangeboden interventies, maar dat dit niet aan hem te wijten is. De rechtbank concludeert dat de behandeling ter vermindering van het recidivegevaar niet van de grond is gekomen door omstandigheden buiten de macht van de veroordeelde. Gezien de resterende duur van de maatregel en de op handen zijnde overplaatsing naar het uitzetcentrum, oordeelt de rechtbank dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer zinvol is. De rechtbank heeft daarom besloten de tenuitvoerlegging van de maatregel te beëindigen met ingang van 2 november 2021.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Parketnummer: 09/299114-20
Raadkamernummer: 21/1954

Beslissing van de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer in strafzaken, op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting (P.I.) Veenhuizen, locatie Norgerhaven te Veenhuizen,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat mr. A.M.V. Bandhoe, adres: Stephensonstraat 45, 2723 RM te Zoetermeer,
hierna: de veroordeelde.

Het procesverloop

De rechtbank heeft op 28 januari 2021 de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) opgelegd voor de duur van twaalf maanden.
De veroordeelde heeft een verzoek ingediend, ingekomen op 2 augustus 2021 tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot het voortzetten van de maatregel.

De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die zijn vermeld in de bijlage.

De behandeling op de terechtzitting

De rechtbank heeft het verzoek op 21 september 2021 behandeld.
De veroordeelde en zijn raadsman zijn gehoord. Tevens is de officier van justitie mr. N. Achahbar gehoord.
Vanwege de landelijke maatregelen die door de rechtspraak in verband met het COVID-19 virus zijn getroffen, is ter vervanging van de opsteller van het rapport, de [deskundige], senior casemanager ISD bij de P.I., via een telefoonverbinding met de rechtbank, ter zitting gehoord.

Het rapport

In het Toetsingsverslag van de P.I. van 25 augustus 2021 wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de maatregel voort te zetten. De veroordeelde is bij – inmiddels onherroepelijke – beschikking van 26 mei 2021 door de IND tot ongewenst vreemdeling verklaard, waardoor zijn onrechtmatig verblijf in Nederland strafbaar is geworden en hij hier niet mag terugkeren. De veroordeelde heeft geen recht op sociale voorzieningen in Nederland en het recidiverisico zal onverminderd hoog zijn bij beëindiging van zijn detentie. In het rapport is verder vermeld: “betrokkene geeft aan niet aan de geboden interventies te willen deelnemen ondanks zijn verslaving”. In het vertrekgesprek met de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) op 22 januari 2021 heeft de veroordeelde wel zijn volledige medewerking aan een terugkeer naar Polen toegezegd. DT&V heeft op 22 januari 2021 akkoord ontvangen van de Poolse grensautoriteiten om de veroordeelde te laten uitreizen met een zogenoemd ‘Europees reisdocument’ in combinatie met de kopie-identiteitskaart. Zodra de ISD-maatregel kan worden beëindigd, zullen de laatste voorbereidende handelingen worden verricht en zal de terugkeer van de veroordeelde worden gerealiseerd. Gelet op het korte strafrestant tot 7 februari 2022, zal hij binnenkort worden overgeplaatst naar het uitzetcentrum in de P.I. Ter Apel. De DT&V streeft ernaar om de veroordeelde vanuit de ISD-maatregel te laten terugkeren, hetzij op de einddatum, hetzij eerder als wordt besloten tot voortijdige beëindiging van de maatregel, mits voldoende voorbereidingstijd beschikbaar is voor de betrokken organisaties om het gecontroleerd vertrek vanuit de ISD te organiseren.
[deskundige] heeft, in aanvulling op het rapport, ter zitting naar voren gebracht dat als gevolg van de eigen inactieve opstelling van de veroordeelde het traject van uitzetting is vertraagd en er door de P.I. niet om tussentijdse opheffing van de maatregel is verzocht. Naast uitzetting naar Polen, heeft de maatregel het doel om ter verlaging van de recidivekans de problematiek van de veroordeelde te behandelen. Het is de deskundige niet bekend of er na de intake bij de muziektherapie op 30 april 2021, welke kennelijk niet heeft plaatsgevonden omdat er geen tolk beschikbaar was, vanuit de P.I. pogingen zijn ondernomen om de veroordeelde alsnog te laten deelnemen aan interventies of therapieën. Op de planning waarover de deskundige beschikt, staan na 30 april 2021 in ieder geval geen afspraken vermeld. Na de vakantie van de eigen casemanager van de veroordeelde (niet zijnde [deskundige]), zal zijn overplaatsing naar Ter Apel in gang worden gezet om van daaruit – al dan niet nog voor de einddatum van de maatregel – de uitzetting te realiseren. Voor de verdere voorbereiding zal vanaf heden volgens de deskundige nog een termijn van vijf tot zes weken nodig zijn.

Het standpunt van de veroordeelde

De veroordeelde heeft naar voren gebracht dat hij, anders dan de deskundige stelt, wel degelijk heeft willen meewerken aan interventies binnen de P.I. De eerste afspraak in het kader van muziektherapie is uiteindelijk niet doorgegaan omdat er op dat moment geen tolk beschikbaar bleek te zijn. De veroordeelde is vervolgens nooit meer opgeroepen door de P.I. voor enige vorm van therapie. Vanwege de taalbarrière heeft hij ook zelf geen afspraken kunnen maken. De veroordeelde beschikt over een adres in Polen waar hij terecht kan na zijn uitzetting.
De raadsman heeft, onder verwijzing naar en overlegging van een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:10033), verzocht de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van 19 oktober 2021 te beëindigen. De rechtbank heeft de maatregel voor de duur van een jaar opgelegd, zodat binnen die termijn de uitzetting van de veroordeelde naar Polen zou kunnen worden gerealiseerd. Nu de veroordeelde vanaf het begin hieraan zijn volledige medewerking heeft verleend, is aan dit doel van de ISD-maatregel, de beveiliging van de maatschappij voldoende recht gedaan. De veroordeelde kan immers na beëindiging van de maatregel – al dan niet via (een korte) vreemdelingbewaring – worden uitgezet.
De veroordeelde verblijft inmiddels al negen maanden in verkapte vreemdelingenbewaring, nu er al die tijd door de P.I. niets is ondernomen om ter bescherming van de maatschappij het recidivegevaar te beperken. Nu blijkt dat er in dat verband binnen de P.I. geen interventies aan de veroordeelde zijn aangeboden, is voortzetting van de ISD-maatregel voor dat doel, door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt, niet langer zinvol.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting voorgesteld de behandeling van het verzoekschrift voor de duur van maximaal een maand aan te houden, zodat de P.I. in een aanvullend rapport kan toelichten met ingang van welke datum de ISD-maatregel kan worden beëindigd en aansluitend een uitzetting van de veroordeelde naar Polen kan worden gerealiseerd.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank moet beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Voortzetting is noodzakelijk als beëindiging van de maatregel zal leiden tot onveiligheid, (drugs)overlast of verloedering van het publieke domein. Is dat het geval, dan moet de rechtbank nog beoordelen of er sprake is van een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt, waardoor voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol meer is.
Bij oplegging van de ISD-maatregel op 28 januari 2021 is, gelet op de wens van de veroordeelde om op korte termijn terug te keren naar Polen, de duur van de maatregel tot één jaar beperkt. In het vonnis is overwogen dat de veroordeelde gedurende de looptijd van de maatregel hulp en behandeling kan krijgen op het gebied van zijn verslavingsproblematiek en dat hij kan deelnemen aan interventies gericht op het aanleren van vaardigheden om zich in Polen beter staande te kunnen houden.
De veroordeelde is op 26 mei 2021 tot ongewenst vreemdeling verklaard. Uit het rapport van de P.I. en de eigen verklaring van de veroordeelde blijkt dat hij vanaf het begin volledig heeft meegewerkt aan zijn uitzetting naar Polen. Uit de toelichting van de deskundige ter zitting blijkt dat ‘alle lichten op groen staan’ om de uitzetting daadwerkelijk binnen enkele weken te effectueren. Hiertoe is niet op een eerder moment overgegaan omdat de veroordeelde niet bereid zou zijn om deel te nemen aan de aangeboden interventies om het recidivegevaar te verlagen. Om die reden zou de P.I. er ter beveiliging van de (Nederlandse en Poolse) maatschappij voor hebben gekozen om de veroordeelde een zo groot mogelijk deel van de ISD-maatregel ‘kaal’ te laten uitzitten.
De deskundige heeft ter zitting – gevraagd naar welke interventies door de P.I. aan de veroordeelde zijn aangeboden – bevestigd dat in de planning van de veroordeelde alleen melding is gemaakt van een afspraak op 30 april 2021 in het kader van de muziektherapie. De veroordeelde heeft hierover verklaard dat hij destijds is verschenen, maar dat deze afspraak geen doorgang kon vinden omdat er op dat moment geen tolk beschikbaar was. Uit niets blijkt dat er vanuit de P.I. vervolgens nog therapieën of interventies aan de veroordeelde zijn aangeboden. De rechtbank kan zich dan ook niet verenigen met de inhoud van het rapport van de P.I. voor zover daarin wordt gesteld dat de veroordeelde niet heeft willen deelnemen aan de aangeboden interventies.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het niet aan de veroordeelde is te wijten dat de behandeling ter vermindering van het recidivegevaar in het kader van de maatregel niet van de grond is gekomen. Gelet op de resterende duur van de maatregel en de op handen zijnde overplaatsing naar Ter Apel, verwacht de rechtbank niet dat deze therapieën en interventies op korte termijn alsnog kunnen plaatsvinden.
Buiten het ontbreken van een passende behandeling gedurende de maatregel – een omstandigheid die, zoals hiervoor overwogen, buiten de macht van de veroordeelde ligt – zijn er geen omstandigheden die in de weg staan aan de uitzetting van de veroordeelde naar Polen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel in dit specifieke geval niet langer zinvol is door oorzaken die buiten de macht liggen van de veroordeelde. De rechtbank zal daarom – mede gelet op de door de deskundige geschetste termijn waarbinnen de uitzetting kan worden voorbereid en overplaatsing naar de P.I. Ter Apel kan worden gerealiseerd – bepalen dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt beëindigd met ingang van 2 november 2021.

Beslissing

De rechtbank,
beëindigt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met ingang van 2 november 2021.
Aldus beslist in Den Haag door:
mr. D.C. Laagland, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. D. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.

Bijlage

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
­ het vonnis van deze rechtbank;
­ het toetsingsverslag van de penitentiaire inrichting;
­ het verzoekschrift van de veroordeelde, ingekomen op 2 augustus 2021.