ECLI:NL:RBDHA:2021:10889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van erkenning als referent en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 5 maart 2021, waarbij haar bezwaar tegen de intrekking van haar erkenning als referent ongegrond was verklaard. Tijdens de procedure heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, maar eiseres heeft haar beroep gehandhaafd, ook tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep, voor zover het betrekking heeft op het ingetrokken besluit, niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen gunstigere positie kan verkrijgen. Echter, het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vijf weken na de uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 748,-, en het griffierecht van € 360,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.