ECLI:NL:RBDHA:2021:10831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
09/061603-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarigen en verleiding tot ontucht

Op 6 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met minderjarigen. De zaak betreft meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 september 2020 en 9 november 2020, waarbij de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met drie verschillende slachtoffers, allen minderjarig. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een 14-jarig meisje en het verleiden van een 17-jarig meisje tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers zich in een kwetsbare fase van hun ontwikkeling bevonden en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers, die schadevergoeding heeft gevorderd voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 7.738,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van vijf jaar, waarbij de verdachte geen contact mag opnemen met de slachtoffers en zich niet in een bepaald gebied mag bevinden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/061603-21 en 09/827053-18 (tul)
Datum uitspraak: 6 oktober 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1972,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.F. Korvinus naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 september 2021 - ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 22 november 2020 te Hillegom, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten (meermalen)
- het duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, tong en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de borst(en) en/of de vagina en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het leggen van [slachtoffer 1] haar hand op zijn, verdachtes, penis en/of
- het geven van een (tong)zoen aan die [slachtoffer 1] ;
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 1 oktober 2020 te Hillegom, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
- houden van een vibrator tegen de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- slaan op de bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of
- op die [slachtoffer 2] gaan zitten;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 9 november 2020 te Hillegom, althans in Nederland, door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door
- het geven/betalen van sigaretten en/of een lingerieset en/of een vibrator en/of
- het aanzienlijke leeftijdsverschil en/of het psychisch overwicht van verdachte op die [slachtoffer 3] die onder behandeling was voor een verslaving en/of een eetstoornis,
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2003, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door (meermalen)
- de borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer 3] te betasten en/of
- zijn vinger(s) en/of zijn tong en/of zijn penis en/of een vibrator in de vagina van die [slachtoffer 3] te duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer te bewegen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 3] te duwen/brengen en/of
- de hand van die [slachtoffer 3] op zijn, verdachtes, penis te leggen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
3.3
Vrijspraak voor feit 2
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 en 3
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021045242, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 367).
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 september 2021, voor zover inhoudende:
Ik woon in [woonplaats] . Ik heb [slachtoffer 1] gevingerd en gebeft in mijn woning. Ik ging met mijn tong en vingers in haar vagina. Ik heb haar borsten en lichaam aangeraakt.
2.
Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , opgemaakt op 9 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 152-155):
[slachtoffer 1] : Toen pakte hij mijn hand en legde die op zijn piemel. Toen legde hij zijn handen op mijn lichaam op mijn tieten en andere plekken.
V: Waar heeft hij aangezeten?[slachtoffer 1] : Aan mijn tieten en aan mijn kut
[slachtoffer 1] : Toen heeft hij mij gevingerd en gebeft.
V: Wat bedoel je met vingeren?
[slachtoffer 1] : Met zijn vingers in mijn kut.
V: Wat bedoel je met beffen?
[slachtoffer 1] : Met zijn mond aan mijn kut.
[slachtoffer 1] : [verdachte] wilde nog doorgaan want hij ging mij weer zoenen en vingeren.
3.
Het proces-verbaal informatief gesprek zeden met [naam] , opgemaakt op 1 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 142):
Het zal gebeurd zijn rond september of oktober 2020.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 september 2021, voor zover inhoudende:
Ik woon in [woonplaats] . [slachtoffer 3] en ik spraken elkaar bijna dagelijks. Zij heeft mij verteld dat zij verslaafd was geworden aan drugs door haar ex. Wij hebben hier veel over gepraat. [slachtoffer 3] heeft mij ook verteld dat zij een eetstoornis had. Ik heb haar aangemoedigd om te blijven eten. [slachtoffer 3] vond zichzelf dik en ik heb tegen haar gezegd dat zij niet dik is. Ik heb gezegd dat haar lichaam er normaal uit zag. Ik heb [slachtoffer 3] een vibrator gegeven. Ik heb lingerie voor [slachtoffer 3] gekocht. Ik heb [slachtoffer 3] tweemaal een pakje sigaretten gegeven. Op 9 november 2020 is [slachtoffer 3] bij mij thuis geweest. Ik heb haar borsten en haar vagina aangeraakt. Wij hebben seks gehad. Mijn penis is in haar vagina geweest. Wij hebben gezoend. Ik heb haar aangeraakt met mijn handen en mijn mond. Mijn tong en mijn vingers zijn in [slachtoffer 3] haar vagina geweest. Mijn penis is in de mond van [slachtoffer 3] geweest. Ik wist dat [slachtoffer 3] bijna 18 jaar oud was.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , opgemaakt op 26 november 2020, voor zover inhoudende (p. 49-57 ):
A: Het contact is begonnen in augustus 2020. Ik had verteld dat ik iemand zocht om sigaretten te halen en ik hoorde dat [verdachte] zei stop maar met zoeken, ik heb het al gehaald. Ik heb toen aangebeld bij de hal en [verdachte] kwam toen de sigaretten brengen en gaf hij deze aan mij.
V: Wanneer was dat jij voor het eerst bij [verdachte] thuis kwam?
[slachtoffer 1]: Dit was op 27 oktober en toen ik thuis kwam zag ik dat er een vibrator in mijn tas zat.
[slachtoffer 1]: Hij liet mij merken dat ik mij niet voor mijn lichaam hoefde te schamen.
V: Hoe deed [verdachte] dat?
[slachtoffer 1]: Ik had verteld dat ik een eetstoornis had en had gezegd dat ik mij dik voelde. [verdachte]
liet merken dat hij mijn lichaam vond en gaf aan dat hij er verstand van had omdat
hij veel meiden al had gezien. Hij vond dat mijn lichaam wel in de top 5 stond.
V: Hoe voelde dat?
[slachtoffer 1]: Het voelde fijn en ik kreeg een vertrouwensband met [verdachte] .
V: Hoe zag jij [verdachte] dan?
[slachtoffer 1]: Ik voelde mij heel erg begrepen door hem. Ik kreeg daarvoor gevoelens voor hem.
V: Wat is er toen gebeurd tussen 3 november en 9 november? Ben jij toen nog bij [verdachte]
langs geweest?
[slachtoffer 1]: Nee, ik heb hem 1 keer heel snel gezien. Na de ruzie thuis was ik bij mijn oma gaan
slapen en is hij snel langs geweest om een pakje sigaretten te brengen.
V: Dan op 9 november krijg jij meer vrijheid in de middag. En dan?
[slachtoffer 1]: Hij had lingerie voor mij gekocht.
V: En toen die dag?
[slachtoffer 1]: Ik kwam bij hem langs. Ik zag dat de lingerie op bed lag. Hij begon aan mijn lichaam te zitten. Hij zat tussen mijn benen en aan mijn borsten. [verdachte] begon van onder aan mij te zitten. Hij begon met zijn vinger aan mijn vagina te zitten. Hij stopte zijn vinger er in en ging mijn vingeren. Op een gegeven moment deed hij dit te snel waardoor ik door zijn nagel een wondje kreeg aan mijn linker schaamlip. Daarna had ik die lush aan hem terug gegeven en vroeg of die was opgeladen en stopte de lush er toen in.
V: Waar stopte hij dit in?
[slachtoffer 1]: In mijn vagina. Toen de lush in mijn vagina zat, likte hij ook aan mijn vagina.
Toen hij omhoog kwam deed hij een arm om mij heen en deed hij zijn onderbroek uit.
Hij pakte mijn hand en trok die naar zijn penis en vroeg of ik goed kon pijpen. Ik
reageerde hier niet op en [verdachte] duwde mijn hoofd daar naar toe.
V: Hoe ging dat?
[slachtoffer 1]: Ik moest kokhalzen omdat hij zijn penis te diep in mijn mond stopte. Daarom stopte
dit.
V: En dan?
[slachtoffer 1]: De lush zat nog in mijn vagina en daarna stopte [verdachte] zijn penis erbij. [verdachte] begon toen verder met het aanraken van mijn lichaam. [verdachte] pakte mij op en trok mijn heupen omhoog. Daarna deed hij hem er van achter erin in mijn vagina.
V: En dat gaat je telefoon?
[slachtoffer 1]: Ik wilde de telefoon pakken en toen stopte het
V: Even terug naar het moment naar het bed. Hoe heb jij het ervaren dat je moeder belde en dat het gestopt was?
[slachtoffer 1]: Ik was blij want het deed heel erg pijn.
V: Nog andere emoties?
[slachtoffer 1] Wat nu? Door de adrenaline heb ik mij snel aangekleed en deed [verdachte] mijn lingerie in mijn tas. Ik gaf aan dat ik weg moest en [verdachte] gaf aan dat er gezeik ging komen en er gezeik gaat komen, hij wist ongetwijfeld dat er politie ging komen. Wij hebben toen een plan gemaakt dat ik moest zeggen dat ik een vertrouwensband had met hem en ik mij niet lekker voelde. En dat dit de reden was dat ik bij hem was. De politie kwam uiteindelijk aan de deur. 1 politieagent kwam aan de deur en mocht naar binnen ik heb toen het verhaal van [verdachte] verteld.
3.5
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 3
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte [slachtoffer 3] niet opzettelijk heeft bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen en dat het seksueel contact tussen de verdachte en [slachtoffer 3] is ontstaan vanuit wederzijdse genegenheid.
De rechtbank stelt voorop dat het bestanddeel ‘bewegen tot’ in de zin van in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) volgens de Hoge Raad als volgt moet worden uitgelegd [1] :
“Van het in deze bepaling door het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.”
De juridisch relevante vraag is of [slachtoffer 3] mede onder invloed van het geven van sigaretten, lingerie en een vibrator door de verdachte, het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hen beide en het psychische overwicht van de verdachte op [slachtoffer 3] , is overgegaan tot het dulden van de ontuchtige handelingen die op 9 november 2020 tussen haar en de verdachte hebben plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte sigaretten, lingerie en een vibrator aan [slachtoffer 3] gegeven. Daarnaast wist de verdachte dat [slachtoffer 3] onder behandeling was voor een drugsverslaving en een eetstoornis. [slachtoffer 3] was erg onzeker en kwetsbaar en de verdachte heeft verklaard dat zij veelvuldig met elkaar over haar problemen hebben gesproken. Hierdoor is een vertrouwensband tussen beiden ontstaan, zo verklaart ook [slachtoffer 3] . De verdachte liet [slachtoffer 3] ook merken dat zij zich niet voor haar lichaam hoefde te schamen. De verdachte wist bovendien dat [slachtoffer 3] nog geen 18 jaar was, terwijl hij zelf op het moment van het ten laste gelegde 48 jaar oud was. De rechtbank is van oordeel dat mede door al deze omstandigheden, [slachtoffer 3] is bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte zich ervan bewust was dat de keuzevrijheid van [slachtoffer 3] tot het dulden van de ontuchtige handelingen beïnvloed en beperkt werd door de verdachte. De ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, omdat er een vertrouwensband tussen hen was ontstaan. De verdachte heeft [slachtoffer 3] bij hem thuis uitgenodigd en lingerie voor haar op bed gelegd. Na afloop van het seksuele contact is er een plan bedacht omdat de verdachte wist dat er gezeik van zou komen. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte genoemde middelen willens en wetens heeft ingezet.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen en de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] opzettelijk heeft bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 september 2020 tot en met 22 november 2020 te Hillegom, met [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten (meermalen)
- het duwen/brengen en (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, tong en vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het betasten van de borsten en de vagina en het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het leggen van [slachtoffer 1] haar hand op zijn, verdachtes, penis en
- het geven van een zoen aan die [slachtoffer 1] ;
3
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 9 november 2020 te Hillegom, door giften en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door
- het geven/betalen van sigaretten en lingerie en een vibrator en
- het aanzienlijke leeftijdsverschil en het psychisch overwicht van verdachte op die [slachtoffer 3] die onder behandeling was voor een verslaving en een eetstoornis,
[slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ), geboren op [geboortedatum 4] 2003, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem, verdachte, te dulden, door (meermalen)
- de borst(en) en vagina van die [slachtoffer 3] te betasten en
- zijn vinger(s) en zijn tong en zijn penis en een vibrator in de vagina van die [slachtoffer 3] te duwen/brengen en (vervolgens) heen en weer te bewegen en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 3] te duwen/brengen en
- de hand van die [slachtoffer 3] op zijn, verdachtes, penis te leggen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met de aangeefsters, een locatieverbod en het vermijden van contact met minderjarigen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht dat een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr zal worden opgelegd, waarbij de maatregel een locatieverbod en een contactverbod met aangeefsters inhoudt. De officier van justitie verzoekt zowel de bijzondere voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het onvoorwaardelijke deel van een op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een 14-jarig meisje en het verleiden van een 17-jarig meisje tot het dulden van ontucht. De slachtoffers bevonden zich in die periode in een kwetsbare fase van hun ontwikkeling, namelijk de puberteit. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van kinderen. Dat de feiten een grote impact hebben gehad, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] . De verdachte heeft zich hiervan ten tijde van het plegen van de feiten kennelijk op geen enkele wijze rekenschap gegeven. Bovendien heeft de verdachte met [slachtoffer 3] onbeschermde seks gehad, waardoor er risico’s zijn ontstaan op besmetting met een SOA of op ongewenste zwangerschap. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 augustus 2021. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in een proeftijd liep van een veroordeling voor belaging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 22 juli 2021, waaruit volgt dat sprake is van gebrekkige
impuls/emotieregulatie in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek en ADHD.
De algemene kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Ten aanzien van de recidivekans op een zedendelict als onderhavig feit, waarbij er sprake is van zedenfeiten met minderjarigen, schat de reclassering de kans op laag in.. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandelverplichting, contactverbod met aangeefsters, locatieverbod met politietoezicht en het vermijden van contact met minderjarigen. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht.
Strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, namelijk 6 maanden, met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarde ‘het vermijden van contact met minderjarigen’ niet opleggen, nu deze voorwaarde weinig specifiek en moeilijk te handhaven is.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, te weten ontucht. Gelet op de aard en omstandigheden van de bewezenverklaarde feiten en de problematiek van verdachte zoals deze uit het reclasseringsrapport blijkt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
38v maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefsters en een locatieverbod (zie de kaart aangehecht aan het vonnis) voor de duur van vijf jaren. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van een week, met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard, nu er - gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens de aangeefsters.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 19.567,14, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 9.567,14 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de complexiteit van de vordering. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Studievertraging
Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat zij studievertraging heeft opgelopen door concentratieproblemen als gevolg van het ten laste gelegde. De rechtbank kan niet exact vaststellen in hoeverre de concentratieproblemen van de benadeelde partij het gevolg zijn van de handelingen van de verdachte of van andere problematiek. De rechtbank acht wel aannemelijk dat de benadeelde partij mede door de handelingen van de verdachte studievertraging heeft opgelopen en schat zijn aandeel op 50%. De rechtbank zal dan ook de helft van de gevorderde kosten toewijzen, te weten € 4.738,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van studievertraging voor het overige afwijzen.
Vervangingskosten in beslag genomen kledingstukken
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘vervangingskosten in beslag genomen kledingstukken’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de omvang van de schade thans niet is vast te stellen. Op deze kleding rust blijkens het dossier nog beslag; de rechtbank zal de teruggave van de kleding aan de benadeelde gelasten.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 3 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.000,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
in totaal € 7.738,00, bestaande uit € 4.738,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 november 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.738,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [slachtoffer 3] .
De rechtbank bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 73 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De rechtbank bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
8. De inbeslaggenomen voorwerpen
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de verdachte afstand heeft gedaan van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (hierna: beslaglijst) onder 1 tot en met 3 genummerde voorwerpen. Zij heeft gevorderd dat het onder 4 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard en dat de onder 5 tot en met 9 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 4 genummerde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 5 tot en met 9 genummerde voorwerpen.
Voorts zal de kleding die onder [slachtoffer 3] in beslag is genomen aan haar worden teruggegeven, voor zover dit nog niet is gebeurd. De kleding is niet vermeld op de beslaglijst maar op de Kennisgeving Inbeslagneming met registratienummer : PL1500-2020339243-6.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 15 juni 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 09/827053-18 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 9 april 2019 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 90 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen met één jaar.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 15 juni 2021 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 9 april 2019, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 245 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 3:door giften en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk
bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Schipholweg 128 te Leiden, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van forensische polikliniek De Waag of een andere soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. De reeds ingezette behandeling gericht op emotie-regulatie zal vervolgd worden. Voorts zal de behandeling zich richten op de huidige bewezen verklaarde feiten. Mocht de behandelaar zulks nodig vinden dan wordt de veroordeelde verplicht om daar deel te nemen aan de zedengroep van polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2003), [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2006) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2006), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in het rood omlijnde gebied in Hillegom, zoals aangegeven in de aan dit vonnis aangehechte kaart, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
de 38v Sr maatregel
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2003), [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2006) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2006) en een verbod om zich te begeven in het rood omlijnde gebied in Hillegom, zoals aangegeven in de aan dit vonnis aangehechte kaart;
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 7.738,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat de benadeelde partij, voor zover de vordering betrekking heeft op de post vervangingskosten in beslag genomen kledingstukken, niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.738,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 73 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 9 april 2019, gewezen onder parketnummer 09/827053-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 4 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK telefoontoestel, zwart, merk Samsung;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 5 tot en met 9 genummerde voorwerpen, te weten:
5. 1 STK telefoontoestel, goudkleurig;
6. 1 STK telefoontoestel, paars, merk Samsung Duos;
7. 1 STK telefoontoestel, zilver, merk Samsung;
8. 1 STK harddisk, Toshiba;
9. 1 STK computer;
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 3] van de op KVI registratienummer : PL1500-2020339243-6 vermelde goederen, te weten:
1. vuilniszak met kledingstukken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Montijn, voorzitter,
mr. D. Gruijters, rechter,
mr. S.E. van den Brink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 oktober 2021.
Bijlage: locatieverbod

Voetnoten

1.HR 26 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1013.