Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam 1], eiser,
[Naam 3]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van eisers, die niet in behandeling zijn genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op 22 september 2020 met onbekende bestemming zijn vertrokken, zonder de autoriteiten te informeren over hun verblijfplaats. Dit leidde tot de vraag of er nog procesbelang was voor de eisers, aangezien zij geen contact meer hadden met hun gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien er geen bewijs was van actueel contact tussen eisers en hun gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat de eisers geen belang meer hadden bij de inhoudelijke beoordeling van hun beroep. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan zonder nadere zitting, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.