3.3De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021;
- het proces-verbaal van verhoor [aangever] , opgemaakt op 26 februari 2021 (pagina’s 12-13);
- het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 13 juli 2021 (pagina’s 167-168);
- het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt d.d. 1 juli 2021 (pagina’s 92-93);
- het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt d.d. 13 juli 2021 (pagina’s 174-188).
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juli 2021 (pagina’s 60-61);
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 1 juli 2021 (pagina 99);
- het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 30 juni 2021 (pagina 103);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 augustus 2021 (pagina 342-344)
- een geschrift, te weten het NFI-rapport d.d.19 augustus 2021 (pagina 345).
Gelet hierop acht de rechtbank feiten 1 en 2 wettig en overtuigd bewezen.
Feit 3
Eenvoudig witwassen
Op 29 juni 2021 vond een doorzoeking plaats van de woning van [naam vriendin verdachte] aan de [adres 2] in Alphen aan den Rijn. In de woonkamer werd een geldbedrag van € 11.610,00 aangetroffen.De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in de woning van zijn vriendin verbleef en dat hij het geldbedrag in de woonkamer had opgeborgen. Voorts heeft de verdachte erkend dat het geldbedrag de opbrengst van zijn drugshandel was.
Voor een bewezenverklaring van eenvoudig witwassen, strafbaar gesteld in artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, is vereist dat vaststaat dat het voorwerp onmiddellijk afkomstig is uit
enig eigenmisdrijf en dat de verdachte het voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad. Anders dan door de raadsvrouw is betoogd, is voor een bewezenverklaring van eenvoudig witwassen niet vereist dat de verdachte de criminele herkomst van het voorwerp heeft verborgen of verhuld.
Op grond van het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte het aangetroffen geldbedrag van € 11.610,00 voorhanden heeft gehad, omdat hij het geldbedrag in de woning van zijn vriendin had opgeborgen en dat het geldbedrag afkomstig is van zijn eigen misdrijf, namelijk zijn handel in cocaïne. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden het eenvoudig witwassen van een geldbedrag van € 11.610,00.
Partiële vrijspraak
In de slaapkamer van de woning van [naam vriendin verdachte] is nog een geldbedrag van € 2.075,00 aangetroffen. De verdachte wordt verweten ook dit geldbedrag (eenvoudig) te hebben witgewassen. De verdachte heeft ontkend dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
De rechtbank stelt voorop dat allereerst moet worden vastgesteld of zich feiten en omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het in de tenlastelegging genoemde voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (ECLI:NL:HR:2018:2352). Dit beoordelingskader geldt eveneens wanneer sprake is van een vermoeden dat het voorwerp afkomstig is uit enig eigen misdrijf (ECLI:NL:HR:2020:36). De aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn bewezen verklaard. De verdachte heeft ook bekend te hebben gehandeld in cocaïne en een hoeveelheid cocaïne aanwezig te hebben gehad. Ook heeft de verdachte – zoals hierboven reeds is overwogen – bekend dat het in de woning van zijn vriendin aangetroffen geldbedrag van € 11.610,00 is verdiend door de handel in de cocaïne. Deze omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat het in de slaapkamer aangetroffen geldbedrag van € 2.075,00 onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf van de verdachte.
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting een verklaring gegeven over de herkomst van het geldbedrag van € 2.075,00. Dit geldbedrag is volgens hem van zijn vriendin. Zij heeft hard voor dit geldbedrag gewerkt en spaarde het in contanten om een nieuw bed te kopen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld. Uit het dossier volgt immers dat [naam vriendin verdachte] een baan heeft en dat het geld in haar woning is aangetroffen. Het ligt vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geldbedrag. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van verhoor van [naam vriendin verdachte] . In dit verhoor is zij, als verdachte, slechts eenmaal bevraagd naar de herkomst van het geldbedrag. [naam vriendin verdachte] deed in reactie op deze vraag een beroep op haar zwijgrecht.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft, waardoor een criminele herkomst niet als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Het enkele feit dat [naam vriendin verdachte] de verklaring heeft bevestigd noch ontkracht is daarvoor onvoldoende. Zij werd immers gehoord als verdachte en mocht zich beroepen op haar zwijgrecht. Daarmee is dan ook niet gezegd dat de verklaring van de verdachte niet kan kloppen en dat het geld wel van de drugshandel
moetzijn geweest. De rechtbank oordeelt daarom dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat ook het bedrag van € 2.075,00 uit eigen misdrijf afkomstig is, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.