ECLI:NL:RBDHA:2021:10742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.12880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens onbekende bestemming van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 6 augustus 2021 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op de zitting van 23 september 2021 zijn beide partijen niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 16 augustus 2021 met onbekende bestemming uit de opvanglocatie in Ter Apel is vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft gehad met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft dit bevestigd in een bericht aan de rechtbank. De staatssecretaris heeft eveneens bevestigd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank zich de vraag gesteld of eiser ontvankelijk is in zijn beroep.

De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, omdat hij niet heeft laten weten waar hij verblijft en er geen contact is met zijn gemachtigde. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 september 2021 door rechter W. Anker, in aanwezigheid van griffier S.D.C.J. Verheezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12880
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

ProcesverloopBij besluit van 6 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.12881, op 23 september 2021 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Bij bericht van 16 september 2021 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank laten weten dat zij van het COA heeft vernomen dat eiser op 16 augustus 2021 met onbekende bestemming uit de opvanglocatie in Ter Apel is vertrokken. Zij heeft sindsdien ook geen contact meer met eiser. Desgevraagd heeft verweerder bij brief van 17 september 2021 bevestigd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een schermafdruk overgelegd van de MOB-melding zoals door het COA aan verweerder toegezonden. Hieruit blijkt dat eiser met ingang van 16 augustus zelfstandig de woonruimte heeft verlaten.
2. De rechtbank ziet zich daarmee ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser ontvankelijk is in het beroep. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [1] volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Gelet op het hiervoor aangehaalde bericht van de gemachtigde van eiser van 16 september 2021 doet die situatie zich niet voor.
4. De rechtbank concludeert daarom dat eiser geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2021 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 september 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:579)