ECLI:NL:RBDHA:2021:10738
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak hebben eisers, die de Iraanse nationaliteit bezitten, asiel aangevraagd in Nederland op 6 oktober 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijk lidstaat is vastgesteld op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2020 is de overdracht aan Italië geschorst totdat op de beroepen was beslist. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de situatie van kwetsbare vreemdelingen in Italië. Op 23 maart 2021 heeft het EHRM in de zaak M.T. tegen Nederland uitspraak gedaan, waar partijen op hebben gereageerd.
De rechtbank heeft overwogen dat de bestreden besluiten van de staatssecretaris zijn gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is, ondanks de bezwaren van eisers over de opvangsituatie in Italië. Eisers hebben niet kunnen aantonen dat zij in Italië geen adequate opvang zouden krijgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris geen aanvullende garanties hoefde te vragen aan de Italiaanse autoriteiten en dat de asielaanvragen van eisers terecht niet in behandeling zijn genomen. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.