ECLI:NL:RBDHA:2021:10627
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boete voor niet tijdig inburgeren en terugbetaling lening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende een boete die aan eiser is opgelegd wegens het niet tijdig inburgeren. Eiser, die een lening had ontvangen voor zijn inburgeringstraject, diende aanvankelijk vóór 8 juni 2018 ingeburgerd te zijn, maar heeft deze termijn niet gehaald. De termijn werd later verlengd tot 12 oktober 2018. Eiser heeft zijn inburgeringseisen uiteindelijk op 17 januari 2020 voldaan, maar de lening moest terugbetaald worden omdat hij niet op tijd aan zijn verplichtingen had voldaan. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als verweerder, heeft eiser een boete van € 100,- opgelegd en bepaald dat de terug te betalen lening € 7.420,21 bedraagt, met een maandlast van € 61,84.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister, maar deze bezwaren zijn door de minister niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting hebben beide partijen aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden, waardoor het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de boete en dat de minister terecht heeft besloten dat de lening niet kwijtgescholden kon worden. Eiser heeft geen argumenten aangedragen die de terugvordering in strijd met het evenredigheidsbeginsel zouden maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.