ECLI:NL:RBDHA:2021:10609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
NL20.14803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Oekraïense man met homoseksuele geaardheid en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oekraïense man die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de man zijn geaardheid niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig waren. De eiser had in zijn asielrelaas aangegeven dat hij in Oekraïne was opgeleid en dat hij vreesde voor vervolging vanwege zijn homoseksualiteit. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiser, die tijdens het aanvullende gehoor waren afgelegd, niet voldoende had betrokken in zijn besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de eiser niet in staat was om zijn seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. Bovendien had de staatssecretaris zich niet uitgelaten over de vraag of Oekraïne een veilig land van herkomst was voor de eiser. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten van de eiser werden vastgesteld op € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14803
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. van der Linde),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser
van 21 november 2015 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet
(Vw) 2000.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021. Eiser is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y.I. Kushneryk, tolk in de
Oekraïense taal. Tevens zijn verschenen [naam 1] en [naam 2]
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde
gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging aan de procedure vooraf
1.1.
Op 21 november 2015 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een
verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen.
Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft het beroep hiertegen in de uitspraak van
20 maart 2017 [1] gegrond verklaard. Eiser heeft op die zitting een nieuw asielmotief naar
voren bracht, zijnde zijn geaardheid en naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder
verzuimd dat nader te beoordelen.
1.2.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft het
hoger beroep hiertegen in de uitspraak van 12 juli 2019 [2] ongegrond verklaard, omdat de
rechtbank op grond van het moment van indiening van een asielmotief en de concreetheid
ervan moet onderzoeken of zijzelf en verweerder het asielmotief bij het beroep kunnen
betrekken.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens aanleiding gezien eiser aanvullend te horen over zijn
geaardheid. Vervolgens heeft verweerder met het bestreden besluit eisers aanvraag
nogmaals ongegrond verklaard.
Asielrelaas
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag
gelegd. Eiser is afkomstig uit Oekraïne en heeft daar in het verleden tweemaal in het leger
gediend. Hij is bang om opnieuw te worden opgeroepen voor het leger en naar een
oorlogsgebied te worden uitgezonden. Hij heeft veel gezien en veel leugens meegemaakt.
Hij wil niet opnieuw deelnemen aan het bedrog. Op dienstweigering staat gevangenisstraf in
Oekraïne. Toen de nieuwe mobilisatiegolf begon is eiser gevlucht. In juli 2015 is eiser
meerdere keren telefonisch bedreigd, maar deze telefonische bedreigingen houden geen
verband met zijn vlucht. Daarnaast heeft eiser tijdens de zitting van 12 januari 2017 aangevoerd dat aan zijn asielaanvraag tevens zijn homoseksuele geaardheid
ten grondslag ligt. In dit kader voert eiser aan dat hij in Oekraïne nooit voor zijn
homoseksualiteit heeft durven uitkomen. Volgens eiser worden homoseksuelen in Oekraïne
mishandeld en vermoord en bieden de autoriteiten hen geen hulp. Eiser vreest bij terugkeer
naar Oekraïne te worden mishandeld of te worden opgenomen in een psychiatrische kliniek.
Het bestreden besluit
3.1.
Verweerder heeft in eisers asielrelaas vier relevante elementen onderscheiden:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. seksuele gerichtheid;
3. oproep voor militaire reservedienst; en
4. telefonische bedreigingen in 2015.
3.2.
Verweerder heeft alleen het tweede element ongeloofwaardig geacht. Volgens
verweerder is eiser, waar het in zijn authentieke verhaal gaat om de gevoelens die hij heeft
over zijn eerste ontdekking van zijn ‘anders zijn’ en zijn geaardheid, over de ontwikkelingen
daarin, tot het moment waarop hij zich realiseert en accepteert dat hij homoseksueel is en
over zijn relaties, blijven steken in algemeenheden, oppervlakkige en vage verklaringen. Uit
de wel door verweerder als geloofwaardig geachte elementen volgt niet dat eiser kan
worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [3] . Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. Verweerder verwijst
hierbij naar paragraaf C2/3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 en artikel 3.36 van het
Voorschrift Vreemdelingen 2000. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij
terugkeer naar Oekraïne een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van
het EVRM [4] .
Beroepsgronden eiser
4. Volgens eiser heeft verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte niet
uitgelaten over de zwaarwegendheid van de door eiser verwachte problemen bij terugkeer
naar Oekraïne als homoseksuele man. Eiser heeft namelijk wel degelijk een authentiek en
individueel verhaal verteld, zoals wordt verwacht door verweerder. Zeker als je rekening
houdt met eisers introverte karakter. Ondanks het feit dat verweerder stelt dat eiser er deels
in geslaagd is om te beschrijven hoe hij er achter is gekomen dat hij homoseksueel was en
stelt dat het verhaal authentiek overkomt, komt verweerder toch tot de conclusie dat hiervan
geen sprake is. Dat is een onjuiste conclusie. Eiser meent dat verweerder het voor hem
centraal, denk- of reflectieproces over het hoofd ziet, omdat de gehoorambtenaar de vragen
aan eiser hierover op veel verschillende momenten tijdens het gehoor stelt en de antwoorden
van eiser dus op allerlei plekken over het gehoor verspreid staan genoteerd. Dit denk- en
reflectieproces van eiser is dan ook minder makkelijk zichtbaar voor verweerder bij de
lezing van het verslag van het aanvullend gehoor. Dat betekent echter niet dat eiser daarover
summier heeft verklaard. Ook heeft eiser later in het aanvullend gehoor desgevraagd
gedetailleerd verklaard over de voor hem positieve en minder positieve
karaktereigenschappen van zijn partners. In dit verband benadrukt eiser dat hij in Nederland
voor zijn huidige relatie met [partner] , één eerdere relatie heeft gehad in de afgelopen jaren
tijdens de lopende asielprocedure in Nederland, namelijk met [ex-partner 1] . Zowel [partner] als [ex-partner 1]
hebben een verklaring overgelegd en verweerder heeft daar ten onrechte geen waarde aan
gehecht.
Beoordeling rechtbank
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder Werkinstructie 2019/17 (de Werkinstructie)
heeft gehanteerd bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielaanvraag. Bij
deze werkinstructie speelt het persoonlijke verhaal van de vreemdeling een doorslaggevende
rol, waaronder het proces van ontdekking van de gerichtheid en de manier waarop de
vreemdeling daarmee zegt te zijn omgegaan. Van de vreemdeling mag doorgaans worden
verwacht dat hij kan verklaren over wat zijn seksuele gerichtheid voor hem en zijn
omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor LHBTI-ers in zijn land van herkomst en
hoe zijn ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Uiteraard,
zo vermeldt de Werkinstructie, blijft het van belang om in de vraagstelling en de
beoordeling rekening te houden met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling.
Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van opleiding, culturele
achtergrond, levensfase. Het onderzoek naar en de beoordeling van de geloofwaardigheid
van het LHBTI-zijn is dan ook, zoals de Werkinstructie vooropstelt, niet eenvoudig.
5.2
Het is op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 aan eiser om zijn
gestelde seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank
heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiser hier niet in is geslaagd en overweegt
daartoe als volgt.
Ontdekking homoseksuele gevoelens
6.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser algemeen en oppervlakkig
heeft verklaard over de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid. Volgens verweerder mag
van eiser worden verwacht dat hij kan beschrijven hoe hij er achter is gekomen dat hij
homoseksuele gevoelens heeft. Eiser is hier volgens verweerder slechts deels in geslaagd.
Verweerder stelt zich hierbij op het standpunt dat het relaas van eiser op dit punt redelijk
authentiek overkomt maar dat in dit kader een stuk persoonlijke beleving ontbreekt en
onvoldoende sprake is van een denk- of reflectieproces.
6.2.
De rechtbank overweegt dat uit het verslag van het aanvullend gehoor onder meer
blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij ongeveer dertien of veertien jaar oud was toen hij
erachter kwam dat hij homoseksueel was. Hij heeft dit toen aan niemand verteld, omdat hij
in een groot gezin is grootgebracht waarin dit niet werd getolereerd. Ook in de Oekraïense
samenleving wordt dit niet geaccepteerd [5] . Eiser weet niet of er iets gebeurde waardoor hij
anders is gaan denken. Tijdens zijn schooltijd, toen eiser veertien jaar was, had hij bij een
medische controle de neiging om van andere jongens het geslachtsorgaan aan te raken. Eiser
wist toen nog niet wat hij met dit gevoel wilde en was de enige in zijn omgeving die zich zo
voelde. [6] Verder heeft eiser op de vraag “U ontdekte dan dat u op mannen viel terwijl u niet
eens wist van deze mogelijkheid. Hoe ging dat of hoe voelde u zich daarbij?” geantwoord:
“Toen ik dat gevoel kreeg, toen ik voelde dat ik een jongen wilde aanraken, sindsdien ging
ik daar mij meer in verdiepen. Op de vraag “Hoe bedoelt u dat verdiepen?” heeft eiser
geantwoord “Ik ging lezen en ik heb informatie gevonden dat zulke mensen echt bestaan.” [7]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eisers
verklaringen – in onderlinge samenhang bezien – onvoldoende blijk geven van zijn denk- en
reflectieproces. De rechtbank volgt eiser in zoverre in zijn betoog dat dit denk- en
reflectieproces niet valt of staat met één gebeurtenis. Blijkens eisers verklaringen heeft dit
plaatsgevonden gedurende zijn latere levensloop en staat zijn doorgemaakte proces
verspreid in het verslag van het aanvullend gehoor. Verweerder heeft dan ook onvoldoende
gemotiveerd uiteengezet dat eiser over de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid
oppervlakkig en algemeen heeft verklaard.
Periode na de ontdekking en [ex-partner 2]
7.1.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser ook ten aanzien van
de periode nadat hij ontdekte dat hij homoseksueel was en over zijn eerste homoseksuele
relatie met [ex-partner 2] summier heeft verklaard. Eiser kan volgens verweerder niet duidelijk
maken wat hij in de tussenliggende periode heeft gedaan met zijn homoseksuele gevoelens.
7.2.
Uit het verslag van het aanvullend gehoor blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij
vanaf zijn ontdekking van zijn homoseksualiteit geen mogelijkheid had om in contact te
komen met andere jongens. Dit was voor eiser een moeilijke periode, want hij kon zijn
gevoelens met niemand delen en was aan zijn lot overgelaten [8] . Eiser heeft ook verklaard dat
hij niet wist hoe hij zich moest voelen of gedragen, omdat alle mensen in eisers omgeving
radicaal tegen homoseksualiteit waren. Eiser heeft zijn homoseksualiteit daarom aan niemand verteld. Daarbij heeft eiser verklaard dat hij zich toen heeft afgesloten van de rest
en dat dit voor hem makkelijk was, omdat hij van nature een zeer introvert persoon is. Het
kostte hem niet veel moeite om zich af te sluiten [9] . Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij
tijdens deze periode vooral eenzaamheid ervoer, in die periode geen echte vrienden had en
heeft overwogen om in een klooster te gaan omdat zijn omgeving dan geen vragen meer zou
stellen over waarom hij nog geen gezin had [10] . Eiser heeft verder verklaard dat hij continu
werd bevraagd over het feit waarom hij geen vriendin had, waarom hij niet getrouwd was en
dat hij in die periode leed aan een depressie. Eiser heeft ook verklaard dat hij zich bezig
hield met verschillende dingen zoals houtbewerking en lezen om niet over zijn
homoseksualiteit na te denken in die periode [11] . Uit de verklaringen van eiser kan worden
opgemaakt wat hij dacht, hoe hij zich voelde en zich heeft geuit nadat hij achter zijn
homoseksuele geaardheid was gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft
verweerder, gelet op eisers verklaringen – in onderlinge samenhang bezien – dan ook
onvoldoende gemotiveerd uiteengezet dat eiser over de periode na de ontdekking van zijn
geaardheid summier heeft verklaard.
8.1.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat van een persoon die zijn
eerste relatie heeft gehad in een land als Oekraïne, waar homoseksualiteit nogal gevoelig
ligt, mag worden verwacht dat hij uitgebreid en gedetailleerd kan verklaren. De rechtbank
overweegt als volgt.
8.2.
Uit het verslag van het aanvullend gehoor blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij en
[ex-partner 2] een paar maanden contact met elkaar hadden via internet voordat zij elkaar
ontmoetten en dat zij heel veel dingen met elkaar bespraken. Volgens eiser vertelde [ex-partner 2]
veel over zijn gezin en waar hij vandaan kwam. Daarnaast heeft eiser verklaard dat [ex-partner 2]
hem had uitgenodigd om naar Kiev te komen en zij daarna een gayclub hebben bezocht.
Eiser heeft de naam van de gayclub genoemd, namelijk [naam gayclub] , en verklaard dat dit één
van de gelukkigste periodes van zijn leven was [12] . Eiser heeft [ex-partner 2] beschreven als een
zeer vrolijk persoon die veel grapjes maakte en hij heeft verklaard dat hij verliefd op hem
was. De fysieke relatie was echter van korte duur en zij hebben voornamelijk via internet
gecommuniceerd. Op de vraag wat eiser aantrok aan [ex-partner 2] heeft eiser verklaard dat een
van de aantrekkingspunten was dat dit zijn eerste homoseksuele contact zou zijn en dat
[ex-partner 2] een vrolijke en leuke man was [13] . Hoewel verweerder kan worden gevolgd in de
stelling dat eiser over zijn aantrekking tot [ex-partner 2] enigszins oppervlakkig heeft verklaard,
heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd, met name gelet op het tijdsverloop van de
relatie, dat eisers relaas op dit punt ongeloofwaardig is.
Getuigenverklaringen
9. Eiser heeft in beroep twee verklaringen overgelegd; één van de heer [naam 1] –
eisers gestelde ex partner en één van de heer [naam 2] – eisers gestelde huidige partner. Op
de zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgegaan van
de objectiviteit van de getuigenverklaringen. Anders dan verweerder, is de rechtbank echter
van oordeel dat het enkele feit dat een verklaring van een niet objectieve bron afkomstig zou
zijn, niet direct betekent dat die verklaring alle betekenis kan worden ontzegd. Verweerder
heeft verder gesteld dat eiser niet geloofwaardig over zijn geaardheid heeft verklaard en dat
de verklaringen van de getuigen daar niet aan af kan doen. De rechtbank overweegt dat in de
Werkinstructie is vermeld dat ‘verweerder altijd ingebrachte informatie van derden weegt,
maar dat het gewicht dat hieraan wordt toegekend afhankelijk is van de individuele casus’.
Uit verweerders standpunt op de zitting is voor de rechtbank onvoldoende gebleken dat
verweerder de inhoud van de verklaringen heeft betrokken in zijn besluitvorming. Dat
strookt echter niet met de opdracht aan verweerder blijkens de Werkinstructie. Eisers
beroepsgrond slaagt dan ook.
Veilig land van herkomst
10. De rechtbank stelt verder vast dat Oekraïne, met uitzondering van de gebieden die
niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan, in het algemeen een
veilig land van herkomst is. Er moet daarom vanuit worden gegaan dat de autoriteiten
bescherming bieden tegen vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraken van de Afdeling van
20 februari 2020 [14] . Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van
bescherming bij eventuele problemen voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is. Op de
zitting heeft verweerder erkend dat in verweerders besluitvorming geen standpunt is
ingenomen voor wat betreft de vraag of Oekraïne een veilig land van herkomst is voor eiser.
Dit levert dan ook een motiveringsgebrek in verweerders besluitvorming op.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen
van eiser zoals die zijn afgelegd tijdens het aanvullende gehoor en de door eiser overgelegde
schriftelijke verklaringen onvoldoende kenbaar heeft betrokken in zijn besluitvorming en
daarmee onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk
heeft gemaakt. Daarnaast heeft verweerder zich in de besluitvorming niet uitgelaten over de
vraag of Oekraïne voor eiser een veilig land van herkomst is. Hierdoor is sprake van een
zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het bestreden besluit is daarom genomen in strijd
met het bepaalde in artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen
van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.J.M. Schilder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 20 april 2021.

A.K. Mireku T.J.M. Schilder

Rechter
Griffier

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.AWB 16/21442.
2.201702674/1/V2.
3.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Pagina drie van het aanvullend gehoor.
6.Pagina vier van het aanvullend gehoor.
7.Pagina vijftien van het aanvullend gehoor.
8.Pagina vier aanvullend gehoor.
9.Pagina vijf aanvullend gehoor.
10.Pagina vijf en zes aanvullend gehoor.
11.Pagina elf en dertien aanvullend gehoor.
12.Pagina acht en negen van het aanvullend gehoor.
13.Pagina twaalf van het aanvullend gehoor.