8.2.Uit het verslag van het aanvullend gehoor blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij en
[ex-partner 2] een paar maanden contact met elkaar hadden via internet voordat zij elkaar
ontmoetten en dat zij heel veel dingen met elkaar bespraken. Volgens eiser vertelde [ex-partner 2]
veel over zijn gezin en waar hij vandaan kwam. Daarnaast heeft eiser verklaard dat [ex-partner 2]
hem had uitgenodigd om naar Kiev te komen en zij daarna een gayclub hebben bezocht.
Eiser heeft de naam van de gayclub genoemd, namelijk [naam gayclub] , en verklaard dat dit één
van de gelukkigste periodes van zijn leven was. Eiser heeft [ex-partner 2] beschreven als een
zeer vrolijk persoon die veel grapjes maakte en hij heeft verklaard dat hij verliefd op hem
was. De fysieke relatie was echter van korte duur en zij hebben voornamelijk via internet
gecommuniceerd. Op de vraag wat eiser aantrok aan [ex-partner 2] heeft eiser verklaard dat een
van de aantrekkingspunten was dat dit zijn eerste homoseksuele contact zou zijn en dat
[ex-partner 2] een vrolijke en leuke man was. Hoewel verweerder kan worden gevolgd in de
stelling dat eiser over zijn aantrekking tot [ex-partner 2] enigszins oppervlakkig heeft verklaard,
heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd, met name gelet op het tijdsverloop van de
relatie, dat eisers relaas op dit punt ongeloofwaardig is.
9. Eiser heeft in beroep twee verklaringen overgelegd; één van de heer [naam 1] –
eisers gestelde ex partner en één van de heer [naam 2] – eisers gestelde huidige partner. Op
de zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgegaan van
de objectiviteit van de getuigenverklaringen. Anders dan verweerder, is de rechtbank echter
van oordeel dat het enkele feit dat een verklaring van een niet objectieve bron afkomstig zou
zijn, niet direct betekent dat die verklaring alle betekenis kan worden ontzegd. Verweerder
heeft verder gesteld dat eiser niet geloofwaardig over zijn geaardheid heeft verklaard en dat
de verklaringen van de getuigen daar niet aan af kan doen. De rechtbank overweegt dat in de
Werkinstructie is vermeld dat ‘verweerder altijd ingebrachte informatie van derden weegt,
maar dat het gewicht dat hieraan wordt toegekend afhankelijk is van de individuele casus’.
Uit verweerders standpunt op de zitting is voor de rechtbank onvoldoende gebleken dat
verweerder de inhoud van de verklaringen heeft betrokken in zijn besluitvorming. Dat
strookt echter niet met de opdracht aan verweerder blijkens de Werkinstructie. Eisers
beroepsgrond slaagt dan ook.
10. De rechtbank stelt verder vast dat Oekraïne, met uitzondering van de gebieden die
niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan, in het algemeen een
veilig land van herkomst is. Er moet daarom vanuit worden gegaan dat de autoriteiten
bescherming bieden tegen vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraken van de Afdeling van
20 februari 2020. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van
bescherming bij eventuele problemen voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is. Op de
zitting heeft verweerder erkend dat in verweerders besluitvorming geen standpunt is
ingenomen voor wat betreft de vraag of Oekraïne een veilig land van herkomst is voor eiser.
Dit levert dan ook een motiveringsgebrek in verweerders besluitvorming op.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen
van eiser zoals die zijn afgelegd tijdens het aanvullende gehoor en de door eiser overgelegde
schriftelijke verklaringen onvoldoende kenbaar heeft betrokken in zijn besluitvorming en
daarmee onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk
heeft gemaakt. Daarnaast heeft verweerder zich in de besluitvorming niet uitgelaten over de
vraag of Oekraïne voor eiser een veilig land van herkomst is. Hierdoor is sprake van een
zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het bestreden besluit is daarom genomen in strijd
met het bepaalde in artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen
van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).