ECLI:NL:RBDHA:2021:10506
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van tegenstrijdige verklaringen over nationaliteit en herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in de asielprocedure van eiser, die afkomstig is uit Nigeria, Liberia of Ghana. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn geboorteland, zijn eigen nationaliteit en de nationaliteit van zijn ouders. Tijdens de zitting op 8 maart 2021 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank concludeerde dat eiser geen documenten had overgelegd ter ondersteuning van zijn claims en dat zijn verklaringen niet geloofwaardig waren. Eiser had in verschillende gesprekken met de autoriteiten inconsistent verklaard over zijn afkomst en nationaliteit, wat leidde tot de afwijzing van zijn asielaanvraag.
De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd, waarbij verweerder zich op goede gronden had beroepen op artikel 30b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt waar hij vandaan kwam en dat zijn verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in asielprocedures, en dat het ontbreken van bewijs en tegenstrijdige verklaringen kunnen leiden tot een ongegrondverklaring van de asielaanvraag. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.