ECLI:NL:RBDHA:2021:10506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
NL21.2690 en NL21.2691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van tegenstrijdige verklaringen over nationaliteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in de asielprocedure van eiser, die afkomstig is uit Nigeria, Liberia of Ghana. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn geboorteland, zijn eigen nationaliteit en de nationaliteit van zijn ouders. Tijdens de zitting op 8 maart 2021 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank concludeerde dat eiser geen documenten had overgelegd ter ondersteuning van zijn claims en dat zijn verklaringen niet geloofwaardig waren. Eiser had in verschillende gesprekken met de autoriteiten inconsistent verklaard over zijn afkomst en nationaliteit, wat leidde tot de afwijzing van zijn asielaanvraag.

De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd, waarbij verweerder zich op goede gronden had beroepen op artikel 30b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt waar hij vandaan kwam en dat zijn verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in asielprocedures, en dat het ontbreken van bewijs en tegenstrijdige verklaringen kunnen leiden tot een ongegrondverklaring van de asielaanvraag. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.2690 (beroep) en NL21.2691 (voorlopige voorziening)

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de

voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft hij verzocht om een
voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter (hierna:
de rechtbank) heeft plaatsgevonden op 8 maart 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met
bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn
gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk
uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
In de zaak met nummer NL21.2690:
- verklaart het beroep ongegrond.
In de zaak met nummer NL21.2691:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1982 en stelt in deze asielprocedure dat hij de
Liberiaanse nationaliteit heeft en dat hij is opgegroeid in de stad Lagos in Nigeria.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder eisers gestelde nationaliteit en herkomst
niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft geen documenten overgelegd om zijn nationaliteit en
herkomst aan te tonen. Verder blijkt de informatie die eiser heeft gegeven over zijn
nationaliteit en herkomst tegenstrijdig te zijn. Eiser heeft namelijk in vier verschillende
gesprekken met ambtenaren van de AVIM en gehoorambtenaren van verweerder
verschillend verklaard over zijn geboorteland, zijn eigen nationaliteit en de nationaliteit van
zijn ouders. Daarnaast heeft eiser eenvoudige vragen over zijn gestelde directe
leefomgeving in Lagos en over Nigeria in het algemeen bijna niet kunnen beantwoorden.
Verweerder heeft daarom eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond
van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw [1] . Verweerder heeft eisers
gestelde problemen daarom ook niet verder besproken. Ook heeft verweerder eisers
asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid,
aanhef en onder h, van de Vw, omdat eiser in mei 2015 Nederland is binnengekomen en pas
op 17 december 2020 vanuit de bewaring een asielaanvraag heeft ingediend.
4. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder de kennelijk
ongegrondverklaring van eisers asielaanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en
onder h, van de Vw ingetrokken. De rechtbank zal daarom alleen beoordelen of verweerder
eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel
30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers gestelde nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig heeft hoeven achten. Met verweerder acht de rechtbank hierbij relevant dat eiser geen documenten heeft overgelegd om zijn nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Dit heeft eiser ook niet alsnog wel gedaan met zijn verklaringen. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat eiser kennelijk tegenstrijdig heeft verklaard over zijn geboorteland, zijn eigen nationaliteit en de nationaliteit van zijn ouders. Ook heeft eiser summier verklaard over zijn herkomst.
6.1.
Tijdens zijn aanhouding door de AVIM op 7 oktober 2015 heeft eiser eerst
verklaard dat hij is geboren in Oeganda en dat hij de Oegandese nationaliteit heeft. In het
proces-verbaal van de AVIM van 7 oktober 2015 ziet de rechtbank overigens vermeld staan
dat eiser in Ghana is geboren en dat hij de Ghanese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de
gemachtigde van verweerder op de zitting gevraagd waar deze vermelding vandaan komt.
De gemachtigde van verweerder kon dat niet duiden. Hieraan hecht de rechtbank in dit
geval geen waarde, omdat eiser zelf bij de AVIM heeft verklaard dat hij is geboren in
Oeganda en dat hij de Oegandese nationaliteit heeft. Eiser heeft vervolgens tijdens zijn
verhoor op 15 november 2020, een dag na zijn tweede aanhouding in Nederland, tegenover
de AVIM verklaard dat hij niet weet wat zijn nationaliteit is, dat zijn vader een burger van
Nigeria is en dat zijn moeder de Ghanese nationaliteit heeft.
6.2.
Daarentegen heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor op 4 januari 2021 verklaard dat
hij is geboren in Liberia, dat hij de Liberiaanse nationaliteit heeft, dat zijn vader de
Liberiaanse nationaliteit heeft en dat hij niet weet wat de nationaliteit van zijn moeder is. En
tijdens het nader gehoor op 11 januari 2021 heeft eiser vervolgens verklaard dat hij niet
weet in welk land hij is geboren, dat hij de Liberiaanse nationaliteit heeft en dat zijn vader
ook de Liberiaanse nationaliteit heeft.
6.3.
Ten slotte heeft eiser weinig kunnen vertellen over de stad Lagos, de plek waar hij
stelt opgegroeid te zijn. Eenvoudige vragen die gebaseerd zijn op waarneming, over zijn
directe leefomgeving in Lagos en Nigeria in het algemeen weet eiser niet of verkeerd te
beantwoorden. Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat hij hierover meer kon
verklaren, juist omdat hij heeft verklaard dat hij 30 jaar in Nigeria heeft gewoond.
6.4.
Eiser heeft in beroep geen uitleg gegeven voor zowel zijn tegenstrijdige
verklaringen over zijn geboorteland, zijn nationaliteit en de nationaliteit van zijn ouders als
voor zijn summiere verklaringen over zijn herkomst. Eiser is ook niet op zitting verschenen
om dit alsnog te doen.
7. Omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt waar hij vandaan komt, heeft
verweerder op goede gronden de bespreking van de rest van eisers asielrelaas achterwege
gelaten. Hierbij verwijst de rechtbank naar vaste rechtspraak van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] .
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht eisers asielaanvraag afgewezen
als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de
Vw. Het beroep is daarom ongegrond. Omdat op het beroep is beslist, heeft eiser geen
belang meer bij een beoordeling op zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Dat
verzoek wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen
aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid
van mr. R.S.H.M. Hussien, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op 12 maart 2021

Mr. A.K. Mireku R.S.H.M. Hussien

Rechter
Griffier

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij is beslist op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.