ECLI:NL:RBDHA:2021:10502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
09/286423.20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opruiing door middel van berichten op Twitter die aanzetten tot geweld tegen zionisten en vijanden van de Islam

Op 28 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opruiing tot enig strafbaar feit, zoals vastgelegd in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had op verschillende momenten berichten geplaatst op zijn openbaar Twitteraccount, waarin hij opriep tot geweld tegen zionisten en de vijanden van de Islam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 mei 2018, 22 en 23 mei 2018, en 5 januari 2019 uitlatingen heeft gedaan die als opruiend kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen niet alleen als religieuze smeekbeden konden worden opgevat, maar ook als aanmoediging tot geweld. De verdachte had een groot aantal volgers op Twitter, wat de kans vergrootte dat zijn uitlatingen door anderen als een oproep tot geweld zouden worden opgevat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijheid van meningsuiting van de verdachte in dit geval beperkt kon worden, omdat de uitlatingen in strijd waren met de openbare orde. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/286423-20
Datum uitspraak: 28 september 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 14 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.J. Huisman, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door het plaatsen en/of delen van een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount ( [naam account] ) met de tekst:
“Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische
bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het paradijs”
“Moge Allah swt de zionisten vernietigen”en/of daarbij twee emoji’s/afbeeldingen van een vuist en/of van vuur te plaatsen.
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 22 en 23 mei 2018 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of
gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door het plaatsen en/of delen van een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount ( [naam account] ) met de tekst:
“May Allah swt destroy the zionists.”
3
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door het plaatsen en/of delen van een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount ( [naam account] ) met de tekst:
“May Allah swt guide or destroy the enemies of Islam”en/of daarbij een emoji/afbeelding van vuur te plaatsen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden in bijlage I opgenomen. Deze bijlage maakt onderdeel uit van dit vonnis.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De uitlatingen
De verdachte heeft een Twitter account onder de naam [naam account] . De verdachte heeft op respectievelijk 14 mei 2018, 22 en 23 mei 2018 en 5 januari 2019 de volgende uitlatingen gedaan met daarbij zogeheten emoji’s:
a.
“Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het paradijs.
Moge Allah, swt de zionisten vernietigen”met daarbij een emoji van een vuist en een emoji van vuur;
“May Allah swt destroy the zionists”;en
“May Allah swt guide or destroy the enemies of the islam”met daarbij een emoji van vuur.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte zich door het plaatsen van deze uitlatingen op zijn Twitter account aan opruiing heeft schuldig gemaakt.
Het juridisch kader van opruiing
In artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is gelegen in de bescherming van de openbare orde. Voor een bewezenverklaring van opruiing moet, zo volgt uit de jurisprudentie [1] , aan vier vereisten worden voldaan.
1. Er moet zijn aangezet tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Uit feiten en omstandigheden moet kunnen worden afgeleid dat voldoende duidelijk is dat indien datgene waartoe wordt opgeroepen daadwerkelijk wordt uitgevoerd, dit een strafbaar feit zou opleveren. Opruiing kan op directe of indirecte wijze plaatsvinden. Opruiing is niet het dwingen van iemand tot het plegen van een (strafbaar) feit, maar het opwekken van de gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit noodzakelijk of wenselijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen. Het gaat dus om een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid dat deze geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken. Opruiing kan de vorm van een verzoek of een aansporing aannemen of in een imperatieve vorm worden gegoten. Opruiing is reeds voltooid als de uitlating door de opruier is gedaan. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd. Evenmin is nodig dat komt vast te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is te achten dat het strafbare feit, waartoe is opgeruid, zal plaatsvinden.
2. Er moet sprake zijn van opzet. Opzet ligt besloten in de delicthandeling ‘opruit’. Degene die opruit hoeft niet te weten dat strafbaar is waartoe hij aanzet. Ook degene die met zijn uitlating willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlating derden zou kunnen bewegen tot het plegen van een strafbaar feit, handelt opzettelijk (in de vorm van voorwaardelijk opzet). Van belang is ook of degene die de uitlatingen doet, de bedoeling heeft om ze ‘in het openbaar’ te brengen.
3. Vereist is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan. Dat wil zeggen dat het uiten van opruiende woorden onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze moet plaatsvinden dat deze door het publiek gehoord, gelezen, of gezien konden worden. Door het plaatsen van uitlatingen op
social mediaworden deze in de openbaarheid gebracht. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waarop de teksten zijn weergegeven.
4. De uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen tekstberichten op internet en
social media. Het strafbare feit waartoe wordt opgeruid moet rechtstreeks in het geschrift of de afbeelding zijn aangeduid maar daarbij hoeven niet de woorden van de strafwet te worden gebruikt.
Of sprake is van een opruiende uitlating hangt onder meer af van de bewoordingen waarin de uitlating is gesteld, de kennelijke bedoeling van de uitlating, de context waarin de uitlating is gedaan, de plaats waar en de gelegenheid waarbij de uitlating werd gedaan en de doelgroep tot wie de uitlating kennelijk was gericht.
Het oordeel van de rechtbank
Het staat niet ter discussie dat de verdachte zijn uitlatingen in het openbaar bij geschrift heeft gedaan. Het Twitter account van de verdachte was een voor een ieder via internet toegankelijk openbaar account en hij had ten tijde van de tenlastegelegde feiten 32.000 volgers. Aan de hiervoor onder 3 en 4 opgenomen vereisten is dan ook voldaan.
Waar het met name om gaat is of de verdachte heeft aangezet tot iets ongeoorloofds, en zo ja of daarbij sprake is van opzet (de hiervoor onder 1 en 2 opgenomen vereisten).
De rechtbank stelt voorop dat uitlatingen die worden geplaatst op een openbaar
social mediumzoals Twitter, in principe door iedereen kunnen worden gelezen. Hoe groter het bereik van een uitlating, hoe groter de kans dat iemand door het lezen ervan daadwerkelijk overgaat tot het handelen waartoe wordt opgeroepen.
De verdachte heeft betwist dat hij de bedoeling had om met de door hem gedane uitlatingen personen op te ruien. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door bepaalde (nieuws)berichten emotioneel was geworden door het onrecht dat Palestijnen wordt aangedaan, waarna hij de berichten op Twitter heeft geplaatst. Zijn uitlatingen moeten worden gezien als religieuze smeekbeden. Zij hebben betrekking op de dag des oordeels en de daarbij geplaatste
emoji’szijn bedoeld om de smeekbeden te versterken. Met het vuur wordt het hellevuur bedoeld, de straf die Allah bewaart voor ‘vijanden van de Islam’, en met de vuist worden de smeekbeden kracht bijgezet.
Zoals hiervoor overwogen, heeft de verdachte op een drietal momenten berichten op Twitter geplaatst. In het eerste bericht van 14 mei 2018 verwijst de verdachte met de woorden “
Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische bezettingsmacht vermoord.”naar gebeurtenissen die in de bezette Palestijnse gebieden zouden hebben plaatsgevonden. De berichten van 22 en 23 mei 2018 betreffen een reactie op een bericht op Twitter van 21 mei 2018 van een ander dan verdachte met de inhoud dat Israëlische troepen een drie jaar oude Palestijnse jongen zouden hebben proberen te arresteren met daarbij de toevoeging “
This is disgraceful. #gaza”. Het laatste bericht van 5 januari 2019 is geplaatst onder een filmpje waarin, zo schrijft de persoon die het filmpje op Twitter heeft geplaatst, te zien is dat Israëliërs een Palestijns huis met geweld slopen. Daaraan heeft die persoon de tekst toegevoegd: “
Welcome to the occupied PALESTINE”.
Alle ten laste gelegde uitlatingen zijn daarmee gedaan in de context van (nieuws)berichten op Twitter over het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen, een conflict dat ook buiten de landsgrenzen van Israël en de bezette Palestijnse gebieden tot spanningen leidt.
In de drie door de verdachte op Twitter geplaatste berichten is het woord ‘vernietigen’ of ‘destroy’ gebruikt. De betekenis van deze woorden is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk. Deze woorden kunnen in de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan, worden opgevat als een aanmoediging om geweld te gebruiken tegen personen, te weten de in de berichten genoemde zionisten en ‘the enemies of the islam’. De woorden die de verdachte heeft gebruikt, namelijk ‘vernietigen’ en ‘destroy’, zijn concreet gericht op geweld en deze zijn door hem geplaatst op Twitter als reactie op berichten over het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen. De bij de uitlatingen geplaatste
emoji’svan vuur en een vuist ziet de rechtbank in deze context als symbolen om de oproepen tot het plegen van geweld te illustreren dan wel kracht bij te zetten. De term ‘vernietigen’ is overigens voor wat betreft het aanzetten tot strafbare feiten voldoende feitelijk.
Gelet op de hiervoor genoemde context waarin de uitlatingen zijn gedaan, is de rechtbank van oordeel dat deze, ondanks het gebruik van de woorden ‘Moge Allah’ of ‘May Allah’, niet enkel als smeekbede aan Allah kunnen worden opgevat. Dat overigens met de uitlatingen alleen bedoeld is of kan zijn het vernietigen van zionisten of ‘the enemies of the islam’ op de dag des oordeels, waarbij de
emojivan vuur het hellevuur illustreert, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de gebruikte woorden en is gelet op de genoemde context ook niet voor de hand liggend. Evenmin ziet de rechtbank in het enkele gebruik van de term “guide” naast “destroy” zoals in het bericht van 5 januari 2019 is gedaan, aanleiding om deze uitlating anders te beoordelen.
Tot slot moet de vraag worden beantwoord of sprake is van opzet. Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om aan te zetten tot een strafbaar feit. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de verdachte ‘vol opzet’ heeft gehad op opruiing, zodat de vraag resteert of de verdachte in voorwaardelijke zin opzettelijk heeft gehandeld. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Door het gebruik van het woord vernietigen op de wijze als hiervoor vermeld in reactie op (nieuws)berichten die zien op het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen, is de kans dat lezers van die berichten verdachtes uitlatingen zouden opvatten als een aanmoediging tot het plegen van een strafbaar feit aanmerkelijk. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking – zoals hiervoor reeds overwogen – dat het gebruiken van een openbaar
social mediummet een groot bereik zoals Twitter, de kans vergroot dat iemand daadwerkelijk overgaat tot het doen van hetgeen waartoe wordt aangemoedigd. Die omstandigheden waren voor de verdachte kenbaar. Door de uitlatingen via zijn openbare Twitter te doen, wetende dat hij 32.000 volgers op Twitter had, heeft de verdachte de kans dat iemand zijn uitlatingen zou opvatten als een aanmoediging tot het plegen van een strafbaar feit bewust aanvaard. Dat de uitlatingen ook daadwerkelijk zo door anderen zijn opgevat, vindt bevestiging in het dossier.
Gezien het voorgaande is aan alle voorwaarden voor een bewezenverklaring van opruiing, zoals ten laste gelegd, voldaan.
Conclusie
De tenlastegelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 14 mei 2018 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door het plaatsen van een bericht op social media te weten op het Twitteraccount ( [naam account] ) met de tekst:
“Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische
bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het paradijs.”
“Moge Allah swt de zionisten vernietigen” en daarbij emoji’s van een vuist en van vuur te plaatsen.
2.
hij op 22 en 23 mei 2018 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door het plaatsen van een bericht op social media te weten op het Twitteraccount ( [naam account] ) met de tekst:
“May Allah swt destroy the zionists.”
3.
hij op 5 januari 2019 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door het plaatsen van een bericht op social media te weten op het Twitteraccount ( [naam account] ) met de tekst:
“May Allah swt guide or destroy the enemies of Islam” en daarbij een emoji van vuur te plaatsen.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een veroordeling op grond van artikel 131 Sr geen strijd oplevert met artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het als strafbare opruiing aanmerken van de uitlatingen van de verdachte een onaanvaardbare beperking oplevert van zijn vrijheid van meningsuiting zoals beschermd door artikel 10 EVRM.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader van artikel 10 EVRM
Het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting is een zeer belangrijke verworvenheid in een democratische samenleving. Het geeft een ieder in beginsel het recht in vrijheid uiting te geven aan zijn of haar (al dan niet politieke) opvattingen. Echter, evenals andere door het EVRM gewaarborgde vrijheden, is de vrijheid van meningsuiting niet absoluut. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan de overheid bepaalde voorwaarden, restricties of sancties opleggen en dusdoende de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting beperken. Beperking van dit grondrecht is alleen toegestaan indien deze (i) bij wet is voorzien, (ii) een geoorloofd doel dient en (iii) noodzakelijk is in een democratische samenleving. Uit de Europese jurisprudentie leidt de rechtbank af dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“a pressing social need”) voor de beperking waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische rechtsstaat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang). Een aanvaardbare beperking van deze vrijheid dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit en de daarvoor aangevoerde redenen moeten “relevant and sufficient” zijn. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden, maar zullen naast de letterlijke betekenis van de uiting of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven. Enerzijds dient juist een evenwicht te worden gevonden tussen alle in geding zijnde, door het EVRM beschermde rechten en vrijheden, en anderzijds dient gewicht te worden toegekend aan de wisselwerking tussen de aard van de uitlating en het mogelijke effect dat die uitlating sorteert, alsmede aan de context waarbinnen een dergelijke uitlating is gedaan.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden is voldaan. De strafbaarstelling van opruiing is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Immers de strafbaarstelling van opruiing is bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en ter bescherming van de openbare orde.
De rechtbank is van oordeel dat ook aan het onder (iii) opgenomen vereiste dat de beperking van het grondrecht van de verdachte in een democratische samenleving noodzakelijk is, is voldaan. Daarbij weegt de rechtbank de aard, de context en het effect van de uitlating mee. De verdachte heeft de uitlatingen gedaan op Twitter. Hij heeft de berichten geplaatst als reactie op (nieuws)berichten over het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen. Gelet op deze context en gezien de aard van de uitlatingen is de rechtbank van oordeel dat de uitlatingen niet kunnen worden opgevat als te zijn bedoeld om een publiek debat op gang te brengen; de bewoordingen en de toonzetting van geen van de berichten van de verdachte nodigen uit tot een open gedachtenwisseling. Dat oordeel wordt niet anders als daarbij wordt meegewogen, zoals door de verdediging is aangevoerd, dat de verdachte een vanuit de politiek (in enige mate) bekend persoon is. Daarbij betrekt de rechtbank dat het de verdachte kenbaar moet zijn geweest dat na het plaatsen van zijn eerste bericht op 14 mei 2018 geen publiek debat heeft plaatsgevonden, en dat de verdachte ervoor heeft gekozen om in de daaropvolgende berichten niet zijn woordkeuze aan te passen teneinde wel uit te nodigen tot een debat. Het oproepen tot het gebruik van geweld is bovendien zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratie dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. Die beperking is daarmee ook proportioneel.
Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting van de verdachte gerechtvaardigd is en dat deze niet in strijd is met artikel 10 EVRM. Een veroordeling voor het bewezen verklaarde handelen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in strijd met voornoemde verdragsbepaling.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten uitsluit, zodat die strafbaar zijn.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en is niet ingegaan op de strafeis.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden drie keer schuldig gemaakt aan opruiing door op Twitter berichten te plaatsen waarin hij aanmoedigt tot (ernstig) geweld tegen een specifieke groep mensen. Nadat hij uit de reacties had kunnen opmaken dat sommige lezers zijn eerste bericht als een oproep tot geweld hadden opgevat, heeft de verdachte alsnog twee soortgelijke berichten geplaatst. Dat zijn berichten uiteindelijk niet tot geweldshandelingen hebben geleid, althans voor zover de rechtbank bekend, maakt de feiten niet minder ernstig. De vrijheid van meningsuiting is weliswaar een fundamenteel onderdeel van onze rechtsstaat, maar met zijn berichten heeft de verdachte de grenzen van wat in dat kader toelaatbaar is, overschreden. Juist vanwege het grote aantal volgers dat de verdachte had op Twitter ten tijde van het plaatsen van de berichten, mag van hem worden verwacht dat hij zich bij het plaatsen van berichten bekommert om de gevolgen die zijn boodschappen zouden kunnen hebben. Dat hij dit kennelijk heeft nagelaten, rekent de rechtbank de verdachte aan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 18 augustus 2021 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf passend is. Nu het gaat om drie strafbare opruiingen acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden en zal zij de verdachte een taakstraf van 120 uren opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 131 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien;
ten aanzien van feit 2:
in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien;
ten aanzien van feit 3:
in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
mr. N.R.A. Meerbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.I.J. van den Bogert, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 september 2021.
Bijlage I: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] van de Politie Eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 81) en van het aanvullend proces-verbaal (pagina 1 t/m 44).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 september 2021, voor zover inhoudende:
[naam account] is mijn account op Twitter. Dit is een openbaar account. In principe kan iedereen mijn berichten lezen. Het klopt dat ik op 14 mei 2018, 22 en 23 mei 2018 en 5 januari 2019 de in de tenlastelegging genoemde berichten op mijn Twitter account heb geplaatst. Toen had ik ongeveer 32.000 volgers.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 december 2020, en de geschriften opgenomen in de bijlagen, voor zover inhoudende (aanvullend proces-verbaal p. 16 en de bijlagen):
Op 14 mei 2018 verstuurde [verdachte] een twitter bericht, met de tekst:
“Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische
bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het Paradijs.
Moge Allah swt de zionisten vernietigen (emoticon van een gebalde vuist en vuur na de tekst)
Op 22 mei 2018, verstuurde [verdachte] een twitter-bericht, met de tekst:
“May Allah stw destroy the zionists.”
Op 05 januari 2019 verstuurde [verdachte] een twitter-bericht:
“May Allah swt guide or destroy the enemies of the islam.”
de in de bijlage opgenomen screenshots van deze twitterberichten inclusief het bericht waarop wordt gereageerd, voor zover inhoudende:
op pagina 18:
[naam account]
May Allah swt destroy the zionists.
1.48
a.m. · 23 mei 2018 · Twitter
[naam account] · 21 mei 2018
Israeli forces try to arrest a 3 year old Palestinian. This is disgraceful. #gaza
[naam account]
Als antwoord op [naam account]
May Allah swt destroy the zionists.
16:48 · 22 mei 2018
op pagina 23:
[naam account] · 5 jan 2019
You work hard to build a beautiful house for your children and in a matter of
minutes Israel levels it to the ground!
Welcome to the occupied PALESTINE
[naam account]
Als antwoord op [naam account]
May Allah swt guide or destroy the enemies of Islam
(emoji van vuur)
5:35 p.m. · 5 jan. 2019 vanuit Amsterdam, Nederland · Twitter
op pagina 34:
[naam account]
Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische
bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het Paradijs.
Moge Allah swt de zionisten vernietigen (emoji van een vuist en emoji van vuur)
14:44 · 14 mei 2018