ECLI:NL:RBDHA:2021:10498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanpassing en herwaardering functiebeschrijving van een senior veiligheidsfunctionaris bij Defensie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als senior veiligheidsfunctionaris bij het Bureau Integrale Beveiliging van Defensie, en de minister van Defensie. Eiser had verzocht om aanpassing en herwaardering van zijn functiebeschrijving, omdat hij meende dat zijn taken en verantwoordelijkheden in de loop der jaren waren uitgebreid en dat de functiebeschrijving niet correct was. De minister van Defensie wees dit verzoek af, met als argument dat de functiebeschrijving op juiste wijze was opgesteld en dat er geen aanleiding was om een hogere rang aan de functie van eiser toe te kennen. Eiser ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van eiser is afgewezen omdat de functiebeschrijving als uitgangspunt geldt voor functiewaardering. De rechtbank oordeelde dat de functiebeschrijving zorgvuldig tot stand was gekomen en dat eiser had ingestemd met de aangeboden functiebeschrijving. Eiser betwistte deze instemming en voerde aan dat belangrijke taken niet waren opgenomen in de functiebeschrijving. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had aangetoond dat de functiebeschrijving correct was en dat er geen aanleiding was voor een andere beoordeling.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek tot aanpassing en herwaardering van de functiebeschrijving standhield. Eiser kreeg geen proceskosten vergoed, omdat hij geen gelijk had gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5509

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Aarts),
en
de minister van Defensie (voorheen de staatssecretaris van Defensie), verweerder
(gemachtigde: majoor mr. Y.J. Foliant).

Procesverloop

Bij besluiten van 1 en 11 oktober 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder het verzoek van eiser tot aanpassing en herwaardering van zijn functiebeschrijving afgewezen.
Bij het besluit van 2 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding op 26 oktober 2020. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen duidelijkheid te geven over de ter zitting besproken verschilpunten tussen beide functiebeschrijvingen (productie 5 en 9) en te komen tot een duidelijke beschrijving van eisers werkzaamheden, zoals deze door hem in 2017 zijn uitgevoerd.
Bij brief van 17 november 2020 heeft verweerder een reactie gegeven, waarop eiser bij brieven van 1 en 7 december 2020 heeft gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is werkzaam als senior veiligheidsfunctionaris bij het Bureau Integrale Beveiliging van de Afdeling Productieondersteuning van het Expertisecentrum vallend onder het Joint Informatievoorziening Commando (JIVC) onderdeel van de Defensie Materieel Organisatie (DMO). Aan deze functie is de rang van kapitein verbonden.
1.1.
Op 1 augustus 2017 verzocht eiser om een aanpassing en herwaardering van zijn functiebeschrijving. Grondslag van dit verzoek is dat de functiebeschrijving inhoudelijk niet correct is beschreven en dat zijn taken en verantwoordelijkheden in de loop der jaren zijn uitgebreid. Eisers leidinggevende, de heer [A] bevestigde dat sprake is van een duidelijke verzwaring van eisers verantwoordelijkheden. Eiser wees erop dat indien naar aanleiding van een herwaardering van een functie een hogere rang aan een functie wordt verbonden, de militair die deze functie vervult, wordt bevorderd tot deze hogere rang. Eiser meent dat de rang van majoor aan zijn functie zou moeten worden verbonden.
Waarom is het verzoek afgewezen?
2. Verweerder wees het verzoek af, omdat de nieuwe functiebeschrijving op juiste wijze is opgesteld en geen aanleiding gaf om een hogere rang aan de functie van eiser toe te kennen. Dit standpunt handhaafde verweerder in het bestreden besluit. De toelichting luidde dat het bezwaar van eiser zowel op de functiebeschrijving als op de -waardering ziet. Voordat het geschil zich kan toespitsen op de waardering van de functie, dient eerst duidelijkheid te worden verkregen over de inhoud van de functie. Verweerder legt aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag dat over de inhoud van de functiebeschrijving die ter herwaardering zou worden aangeboden veel overleg is geweest met eiser en zijn leidinggevende, waarbij zij veel invloed hebben gehad. Op 30 januari 2018 is een functie-interview gehouden, waar eiser en zijn leidinggevende aanvullende informatie hebben kunnen geven over eisers functie. Vervolgens is er door een medewerker van het Dienstencentrum Organisatie & Formatie (DCOF) een conceptversie van de nieuw vast te stellen functiebeschrijving aan het bevoegd gezag aangeboden. Uit het e-mailbericht van
2 februari 2018 blijkt dat eiser heeft ingestemd met de functiebeschrijving die is aangeboden. Na enige voorstellen tot aanpassing van de functiebeschrijving schrijft eiser namelijk aan de betreffende P&O functionaris:
‘als jullie denken dat het de lading dekt dan is het goed’. Alhoewel eiser na het voor hem ongewenste resultaat van de functieherwaardering stelt dat de verkeerde functiebeschrijving is aangeboden, concludeert verweerder uit het voorgaande dat eiser destijds heeft ingestemd met het aanbieden van de betreffende functiebeschrijving. Om die reden volgt verweerder eiser niet in zijn bezwaren.
Waarom is eiser het niet eens met het besluit?
3. Eiser is het niet met verweerder eens. Eiser betwist dat hij heeft ingestemd met de aangeboden functiebeschrijving. Eiser stelt dat zijn taken en verantwoordelijkheden tijdens het interview op 30 januari 2018 zijn besproken en dat zijn leidinggevende daarbij heeft aangegeven dat aan eisers functie de rang van majoor dient te worden verbonden. Naar aanleiding van de na dit interview toegezonden en aangepaste concept functiebeschrijving heeft eiser aangegeven dat hij belangrijke taken mist. Deze zouden weer worden toegevoegd. Dit volgt uit de e-mail van 2 februari 2018. Eiser benadrukt dat zijn opmerking ‘
als jullie denken dat het de lading dekt dan het is goed’ geen instemming met de definitief aangeboden functiebeschrijving betreft. Eiser heeft hiermee alleen aangegeven dat hij erop vertrouwde dat de functiebeschrijving zodanig zou worden aangepast dat hieraan de rang van majoor zou worden verbonden. Eiser en zijn leidinggevende hebben de definitieve versie van de functiebeschrijving nooit ontvangen. Pas later werd hen daarom duidelijk dat bepaalde taken en verantwoordelijkheden niet zijn toegevoegd. Eiser stelt dat de definitief vastgestelde functiebeschrijving daarom niet toereikend is. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, omdat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest en een deugdelijke motivering ontbreekt.
Eiser heeft aangevoerd dat de navolgende werkzaamheden ten onrechte niet zijn opgenomen in zijn functiebeschrijving:
- het adviseren en rapporteren van bevindingen en het hierbij formuleren van voorstellen voor de wijze waarop de gestelde doelstellingen gerealiseerd, gecontroleerd en geëvalueerd kunnen worden en het afstemmen hiervan met HlnfoBev en de beveiliging coördinator DMO (BC-DMO);
- het eerste aanspreekpunt voor de kustwacht m.b.t. fysieke beveiliging van de kustwachtlocaties;
- het eerste aanspreekpunt voor alle + 2800 DMO-OPS locaties;
- het eerste aanspreekpunt voor HQ JFC te Brunssum m.b.t. autorisaties class 1 area JIVC;
- het eerste aanspreekpunt voor CLSK (vliegvelden) m.b.t. autorisaties class 1 & 2
area JIVC;
- geeft leiding en aansturing aan de beveiligingsfunctionarissen (ongeveer 10 FTE-en) binnen JIVC, SATS & OPS, door het evalueren van de uitgevoerde werkzaamheden, het geven van aanwijzingen, het begeleiden tijdens de werkzaamheden;
- het opstellen en bewaken van de System-specific Security Requirement Statement (SSRS) t.b.v. het Battefield Information Collection and Exploitation System (BICES). (Locaties Stroe en Soesterberg).
Wat zijn de regels?
4. Op het proces van functiebeschrijving en functiewaardering is de Aanwijzing van de Secretaris-Generaal A/909 van toepassing. Deze aanwijzing bevat een aantal randvoorwaarden, die in acht moeten worden genomen bij (onder meer) de rangtoekenning van militaire functies. Allereerst wordt een functiebeschrijving vastgesteld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) komt bij een organiek systeem van functiebeschrijving en -waardering bij het vaststellen van de functiebeschrijving aan verweerder beleidsvrijheid toe. Anders dan bij een zogenoemde mensfunctiebeschrijving gaat het hier niet om de beschrijving van de feitelijk uitgevoerde of feitelijk opgedragen werkzaamheden, maar om door het bestuursorgaan aan de betrokken functionaris opgedragen werkzaamheden, gegeven de inrichting van de organisatie zoals die het bestuursorgaan voor ogen staat. Dit brengt mee dat de rechterlijke toetsing van de organieke functiebeschrijving terughoudend moet zijn. [1]
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers beroep uitsluitend is gericht tegen de functiebeschrijving.
5.2.
De rechtbank stelt verder vast dat de functiebeschrijving het vertrekpunt is voor het proces dat leidt tot functiewaardering. Een besluit over de functiewaardering is slechts mogelijk, als vaststaat van welke functiebeschrijving dient te worden uitgegaan.
5.3.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de functiebeschrijving onzorgvuldig tot stand is gekomen of onredelijk is. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
5.4.
Verweerder heeft naar aanleiding van de zitting en de daarop volgende schorsing een nadere toelichting gegeven over de ter zitting besproken verschilpunten tussen beide functiebeschrijvingen (productie 5 en 9). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de functiebeschrijving (productie 5) als uitgangspunt geldt voor de functiewaardering. De rechtbank stelt vast dat eiser dit niet heeft betwist. Volgens verweerder heeft eiser met deze functiebeschrijving ingestemd, zoals verwoord in het bestreden besluit. Hoewel eiser dit blijft ontkennen, oordeelt de rechtbank dat uit de e-mail van 2 februari 2018 voldoende blijkt dat eiser akkoord is gegaan met de functiebeschrijving. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij met de zinsnede ‘als jullie denken dat het de lading dekt dan is het goed’ geen instemming heeft gegeven met de aangeboden functiebeschrijving.
5.5.
Verweerder heeft verder enkele verschillen tussen beide functiebeschrijvingen benoemd en van commentaar voorzien. Verder heeft verweerder gereageerd op de door eiser aangevoerd werkzaamheden.
5.6.
Ten aanzien van het onderdeel, onder 5 ‘
geeft leiding’ heeft verweerder het volgende opgemerkt:
Er is alleen sprake van leidinggeven als er een hiërarchische verhouding bestaat waardoor de functionaris (de leidinggevende) extra verantwoordelijkheden krijgt, te denken valt aan het houden van functionerings- en beoordelingsgesprekken, alsmede het accorderen van roostervrije dagen. Door eiser wordt aangedragen dat hij leiding zou geven aan (beveiligings)functionarissen van andere afdelingen. Eiser staat echter niet in een hiërarchische verhouding tot deze functionarissen. Het betreft zodoende hooguit het functioneel aansturen inzake de uitvoering van beveiligingsbeleid. Deze werkzaamheden zijn daarom in de functiebeschrijving (productie 9) opgenomen bij punt 9 ‘kwalificaties’, bij de ‘competenties’ van ‘coördineren en aansturen’.
5.7.
Eiser betwist in zijn schriftelijke reactie dat hij geen leiding en aansturing geeft aan de beveiligingsfunctionarissen. Ter onderbouwing van die betwisting verwijst eiser naar een aantal door hem overgelegde prints uit peoplesoft.
5.8.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij leiding geeft aan de beveiligingsfunctionarissen. Dit valt uit de prints van peoplesoft onvoldoende op te maken. De enkele daarop vermelde functioneringsgesprekken zijn niet voldoende voor de conclusie dat hij als directe chef van de beveiligingsfunctionarissen vanaf 2014 tot aan de reorganisatie in juli 2020
op regelmatige basisfunctionerings- en beoordelingsgespreken hield. Ook volgt hier niet uit dat hij het verlof moest accorderen of dat hij werkgeversverplichtingen had in het kader van de Wet verbetering poortwachter bij ziekte. Verder heeft de rechtbank van belang geacht dat ook uit de brief van Van Ommeren van
20 februari 2019 niet blijkt dat eiser verantwoordelijk is voor het houden van functioneringsgesprekken van de beveiligingsfunctionarissen.
6. De rechtbank ziet in wat eiser verder in beroep heeft aangevoerd, wat grotendeels een herhaling vormt van wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel nu eiser niet heeft aangegeven wat er niet juist is aan de motivering van het bestreden besluit.
7. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten aan eiser te vergoeden, omdat eiser geen gelijk heeft gekregen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2264.