1.2.Bij het primaire besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar artikel 7, vijfde lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) in combinatie met paragraaf 3.3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019 (Beleidsregels) de ten behoeve van eiser verleende toestemmingen, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wpbr, om bij drie beveiligingsorganisaties beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten, ingetrokken. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat in het kader van het onderzoek naar eisers betrouwbaarheid is gebleken dat pv tegen eiser is opgemaakt, omdat hij ervan wordt verdacht een motorrijtuig te hebben bestuurd, terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen, gepleegd op 8 juli 2019. Ook is hiervan op 12 augustus 2019 mededeling gedaan aan het CBR. Dit pv is ingezonden naar het OM en de Officier van Justitie heeft besloten hem te dagvaarden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de intrekkingen gehandhaafd. Verweerder heeft gemotiveerd dat eiser onvoldoende betrouwbaar is om de beveiligingswerkzaamheden uit te voeren, omdat is gebleken dat eiser op 28 februari 2020 door de politierechter is veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 750,- en zes maanden ontzegging van de rijbevoegdheid voor het overtreden van artikel 8, vijfde lid, van de WVW 1994. Tegen dit vonnis heeft eiser rechtsmiddelen ingesteld. Dit betreft een ernstig misdrijf. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het algemeen belang van een betrouwbare en integere beveiligingsbranche een zwaarder wegend belang betreft dan de persoonlijke belangen van eiser. Bij deze belangenafweging heeft verweerder rekening gehouden met de aard van het delict, de omstandigheden waaronder dit delict is gepleegd, de kans op recidive en recente persoonlijke ontwikkelingen van eiser.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder in de belangenafweging ten onrechte zijn belangen minder zwaar heeft laten wegen dan het maatschappelijk belang van een goede veiligheidszorg en een betrouwbare en goed functionerende bedrijfstak. Eiser heeft als verklaring gegeven dat hij de dag voor het incident naar festival is geweest waar hij meerdere blowtjes heeft gerookt en de volgende dag een inschattingsfout heeft gemaakt door al te gaan rijden, terwijl het THC gehalte nog te hoog was. Deze inschattingsfout houdt geen direct verband met het verrichten van beveiligingswerkzaamheden. Daardoor kan niet worden gesteld dat zijn betrouwbaarheid niet boven iedere twijfel is verheven. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar drie uitspraken van rechtbank Amsterdam. Daarnaast meent eiser dat het voor hem spreekt dat de politierechter hem een iets minder hoge geldboete heeft opgelegd dan de OvJ heeft geëist waardoor hij de conclusie trekt dat de politierechter klaarblijkelijk minder zwaar aan het door eiser gepleegde strafbare feit tilde dan de OvJ. Daarnaast zijn zijn voormalige en huidige werkgevers lovend over eiser. Hij heeft een verklaring overgelegd van zijn werkgever. Hij heeft een smetteloos arbeidsverleden.
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(de Afdeling) volgt dat verweerder beoordelingsruimte toekomt bij de beoordeling of de desbetreffende persoon beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die nodig zijn voor het te verrichten werk, zie de uitspraak van 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1871). Die beoordelingsruimte is ingevuld met de Beleidsregels. De invulling die in paragraaf 3.3, van de Beleidsregels aan de term 'betrouwbaarheid' is gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk of anderszins rechtens onjuist. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche worden, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat verweerder als beoordelingsmaatstaf mag hanteren, dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn. Ook incidenten in de privésfeer mogen bij de beoordeling worden betrokken als deze zich naar hun aard niet verdragen met beveiligingswerkzaamheden. Het functioneren in de privésfeer mag voor verweerder een indicatie zijn voor het algehele functioneren, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:576. 6. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, wat grotendeels een herhaling vormt van dat wat al in bezwaar naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al gemotiveerd is ingegaan, geen aanleiding voor een ander oordeel nu eiser niet heeft aangegeven wat er niet juist is aan de motivering van het bestreden besluit.