Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Mersault Perrieres B.V., te Den Haag, vergunninghouder,
Procesverloop
Overwegingen
,aan wie eerder een exploitatievergunning was verleend, aanvragen ingediend voor een exploitatievergunning, een drank- en horecavergunning en een terrasvergunning.
8 april 2020 gehandhaafd. Het beroep van eiser, gericht tegen dit besluit, is bij uitspraak van deze rechtbank van 30 september 2020, in de zaken ECLI:NL:RBDHA:2020:10231 en ECLI:NL:RBDHA:2020:10232, gegrond verklaard. In die uitspraak heeft de rechtbank in rechtsoverwegingen 6.3., 7 en 8 het volgende overwogen:
De rechtbank gaat er op grond van de stukken van uit dat de wijnwinkel annex wijnbar ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Binnenhof e.o.” in november 2013 feitelijk aanwezig was, maar dat het gebruik als “(middel-)zware” horeca-inrichting niet in overeenstemming was met de toen geldende gemengde bestemming. Daardoor kon VDD (en kan haar rechtsopvolger) geen geslaagd beroep doen op dit specifieke gebruiksovergangsrecht. Dat overgangsrecht is uitdrukkelijk niet bedoeld om een horeca-inrichting die niet in overeenstemming was met het voorheen geldende regime te legaliseren. Dit zou zich immers niet verdragen met de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 3.2.2, vierde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), welke bepaling dezelfde strekking heeft als artikel 33.2, vierde lid, van de planregels. Het oordeel van verweerder dat het specifieke gebruiksovergangsrecht van artikel 5.5, onder b, van de planregels ook ziet op gebruik dat reeds is strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, kan derhalve niet worden gevolgd.
Beslissing
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 januari 2021.