ECLI:NL:RBDHA:2021:10298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
8981687 \ RL EXPL 21-1084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met bijzondere omstandigheden

In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting Vidomes, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand. De achterstand is ontstaan door een tijdelijke onderbreking van de bijstandsuitkering van de gedaagde partij, die zijn bewindvoerder hiervoor verantwoordelijk houdt. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij, ondanks de huurachterstand, in zijn financiële omstandigheden niet verder benadeeld mag worden. De gedaagde heeft inmiddels een betalingsregeling aangeboden en de lopende huurbetalingen worden weer voldaan. De rechter concludeert dat toewijzing van de vorderingen tot ontbinding en ontruiming op dit moment niet gerechtvaardigd is, omdat dit niet in het belang van de verhuurder is. De rechter wijst de vorderingen van de verhuurder af, maar laat open dat in de toekomst, mocht de huurachterstand weer oplopen, de verhuurder opnieuw kan dagvaarden. De gedaagde wordt wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat niet is aangetoond dat aanmaningen conform de wet zijn verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
DL/b
Rolnr.: 8981687 \ RL EXPL 21-1084
Datum: 1 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Vidomes,
gevestigd te Delft,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bewindvoerder], in zijn/haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[rechthebbende]te [woonplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg.
Partijen worden aangeduid als eiseres enerzijds en gedaagde anderzijds.
Procedure
  • de dagvaarding van 6 januari 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging van eis, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • akte uitlating producties.

1.Feiten

De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1
Tussen eiseres en gedaagde bestaat een huurovereenkomst betreffende de onroerende zaak aan [adres] te [plaats] . Op de huurovereenkomst zijn de door eiseres gehanteerde voorwaarden van toepassing.
1.2
Ingevolge die huurovereenkomst is gedaagde verplicht maandelijks bij vooruitbetaling aan eiseres ter zake van huur te betalen een bedrag van € 438,25 per maand tot en met juni 2021 en sindsdien € 450,58 per maand.
1.3
Gedaagde heeft, ook na aanmaning daartoe, de verschuldigde huur niet tijdig en volledig betaald.
1.4
De door eiseres ingeschakelde incassogemachtigde heeft gedaagde tot betaling gesommeerd.

2.Vordering

Eiseres vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, overgaat tot:
a ontbinding van de huurovereenkomst;
b veroordeling van gedaagde tot:
  • ontruiming van het gehuurde;
  • betaling van een bedrag van € 2.639,15;
  • betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 151,89;
  • betaling van een bedrag van € 450,58 voor elke ingegane maand met ingang van januari 2021 tot de ontruiming;
  • betaling van de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag der volledige voldoening;
  • betaling van (overige) rente en kosten rechtens.
Eiseres legt aan de vorderingen voormelde vaststaande feiten ten grondslag, alsmede de navolgende stellingen.
Gedaagde is bij herhaling in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de huur en is derhalve de hoofdverplichting als huurder niet nagekomen. Eiseres heeft recht en belang op grond van deze ernstige tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde te vorderen.
Aangezien gedaagde in gebreke bleef de verschuldigde bedragen te voldoen heeft eiseres de vordering ter incasso uit handen gegeven. De door de gemachtigde van eiseres verrichte werkzaamheden hebben meer omvat dan de werkzaamheden die nodig zijn voor de voorbereiding en het voeren van deze procedure. De aan die werkzaamheden verbonden kosten belopen de som van € 151,89. Op grond van de toepasselijke voorwaarden dan wel de wet is gedaagde gehouden deze kosten aan eiseres te vergoeden.
Eiseres maakt aanspraak op de wettelijke rente. Op grond van de toepasselijke voorwaarden dan wel de wet is gedaagde gehouden deze rente aan eiseres te vergoeden.
Tot en met de maand december 2020 becijfert eiseres de huurbetalingsachterstand van gedaagde op een bedrag van € 2.791,04. De huurachterstand is tijdens de procedure toegenomen. Tot en met juni 2021 bedraagt de huurachterstand € 3.948,54. In de periode van februari tot en met juni 2021 is geen enkele betaling ontvangen. Voor zover nodig vermeerdert eiseres haar vordering tot en met juni 2021. Inmiddels is er een huurachterstand van ruim acht maanden. Van eiseres kan niet worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt voortgezet.
De door gedaagde aangevoerde omstandigheden over zijn bewindvoerder komen voor zijn risico en dus niet voor risico van eiseres.

3.Verweer

Gedaagde verweert zich tegen de vorderingen en voert daartoe – zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Gedaagde is bij beschikking van 30 maart 2017 onder bewind gesteld, met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder.
De betalingsachterstand wordt niet bestreden. De gevorderde ontbinding en ontruiming van het gehuurde zijn echter disproportioneel en onredelijk. Er is onvoldoende rekening gehouden met de onvoorziene omstandigheden en de bijzondere persoonlijke omstandigheden van gedaagde.
De betalingsachterstand is ontstaan tijdens de coronacrisis. Eiseres heeft geen serieuze pogingen ondernomen om samen naar een oplossing te zoeken. Gedaagde heeft alles uit de kast gehaald om met betalingen op 1 april 2020 als 20 april 2020 de eerste betalingsachterstand volledig op te heffen.
Eiseres heeft geen rekening gehouden met de eventuele onwelwillendheid van de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft zich niet ingespannen bij het aanvragen van een bijstandsuitkering voor gedaagde, althans tot het verlenen van de hiervoor benodigde medewerking. Nu de bewindvoerder terzake passief en weigerachtig heeft gehandeld, is de bewindvoerder tekort geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. Hierdoor zijn de financiële problemen voor gedaagde toegenomen. De bewindvoerder is derhalve aansprakelijk jegens gedaagde.
Ontruiming is disproportioneel, omdat gedaagde de huurkosten had kunnen betalen als de bewindvoerder niet zou zijn tekortgeschoten. Verder is het disproportioneel omdat de huur betaald kan worden van de huurtoeslag die gedaagde ontvangt.
Gedaagde zal de bewindvoerder aansprakelijk stellen voor de schade en na voldoening van de schade en herstel van de bijstandsuitkering alsnog de achterstallige huur betalen.
De bijstandsuitkering is inmiddels hersteld per 8 april 2021. Vanwege het niet hebben ontvangen van de uitkering heeft gedaagde zowel een huurachterstand als een achterstand bij de energieleverancier Cannock ad € 1.044,02. De aangeboden betalingsregeling aan Cannock is € 55,-- per maand. Op 28 april 2021 is aan eiseres een betalingsregeling aangeboden van € 160,-- per maand om de huurachterstand in te lopen. Daarnaast wordt de lopende huur betaald. Eiseres heeft dit aanbod niet aanvaard, ondanks dat zij als woningcorporatie ook een maatschappelijke zorgplicht heeft.
Ten slotte verzoekt gedaagde om bij onverhoopte toewijzing van het gevorderde, het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Gedaagde heeft een zwaarwegend belang om de uitkomst van een hoger beroep-procedure te mogen en kunnen afwachten.

3.Beoordeling

De gevorderde huurachterstand ad € 3.948,54 tot en met juni 2021 is niet bestreden en kan derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der volledige voldoening.
De hoogte van voormelde huurachterstand rechtvaardigt in beginsel de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Er zijn echter omstandigheden die maken dat toewijzing van die vorderingen in dit geval niet gerechtvaardigd is. De problemen zijn ontstaan door een tijdelijke onderbreking van de bijstandsuitkering. Inmiddels worden de lopende huurbetalingen echter weer betaald, zodat de huurachterstand niet verder oploopt en is een betalingsregeling aangeboden om die huurachterstand in te lopen. Naar het oordeel van de kantonrechter is toewijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming op dit moment ook niet in het belang van eiseres. Bij toewijzing van deze vorderingen zal zij nog steeds de huurachterstand betaald moeten zien te krijgen. Het is, gezien de financiële omstandigheden waarin gedaagde verkeert, niet waarschijnlijk dat zij in dat geval een betere betalingsregeling zal verkrijgen voor die schuld, integendeel.
Vorenstaande laat onverlet dat mocht in de toekomst de huurachterstand weer verder oplopen, het verhuurster vrij zal staan om wederom gedaagde te dagvaarden en de ontbinding en ontruiming van het gehuurde te vorderen.
Eiseres staat buiten het geschil dat gedaagde mogelijk met zijn bewindvoerder heeft. Zij hoeft daar geen rekening mee te houden.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning voor de in de dagvaarding gevorderde hoofdsom conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter
1. veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.948,54, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 januari 2021 tot de dag van de voldoening;
2 veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, tot hiertoe aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 1.045,96, waaronder begrepen een bedrag van € 436,-- als het aan de gemachtigde van eiseres toekomende salaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.