ECLI:NL:RBDHA:2021:10257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 8099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling aanvraag omgevingsvergunning en keuze tussen bouwplannen

In deze zaak heeft eiser op 22 december 2017 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de ontwikkeling van een appartementengebouw. Eiser heeft twee varianten van het bouwplan ingediend: een met vijf lagen en een met tien lagen. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Leiden, heeft eiser verzocht om een keuze te maken tussen deze twee varianten. Eiser heeft echter aangegeven dat hij geen keuze wil maken en dat beide varianten in één aanvraag beoordeeld moeten worden.

Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eiser geen ondubbelzinnige keuze had gemaakt tussen de twee bouwplannen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft besloten de aanvraag niet te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende gegevens heeft verstrekt voor de beoordeling van de aanvraag, omdat hij geen duidelijke keuze heeft gemaakt.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om meerdere bouwplannen binnen één aanvraag te beoordelen. Eiser had de gelegenheid moeten aangrijpen om voorafgaand aan de aanvraag in overleg te treden met verweerder om duidelijkheid te krijgen over de haalbaarheid van zijn plannen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/8099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. S. de Winter).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 19 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 22 december 2017 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de ontwikkeling van een appartementengebouw. Bij brief van 5 januari 2018 heeft verweerder medegedeeld dat eiser in de aanvraag twee verschillende varianten van het appartementengebouw heeft aangeleverd, namelijk een bouwplan met vijf lagen en een bouwplan met tien lagen. Verweerder heeft eiser verzocht een keuze te maken tussen deze twee bouwplannen.
2. Eiser heeft bij brief van 2 februari 2018 te kennen gegeven dat wat hem betreft hij geen keuze hoeft te maken tussen de twee bouwplannen. Hij wil graag dat in één aanvraag eerst de variant voor een appartementencomplex van tien verdiepingen wordt beoordeeld en, alleen in het geval die variant wordt geweigerd, de alternatieve variant voor vijf verdiepingen wordt beoordeeld.
3. Naar aanleiding van deze reactie heeft verweerder het primaire besluit genomen. Verweerder heeft aan het primaire besluit ten grondslag gelegd dat eiser geen keuze heeft gemaakt tussen de door hem ingediende varianten van het bouwplan, zodat om die reden op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld. Verweerder heeft het primaire besluit bij het bestreden besluit gehandhaafd.
4. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat verweerder eerst de aanvraag voor het bouwplan met tien verdiepingen had moeten beoordelen. Indien dat niet mogelijk was, had verweerder deze aanvraag in zoverre moeten afwijzen en over dienen te gaan tot de beoordeling van het bouwplan met vijf verdiepingen. Volgens eiser is het mogelijk een dergelijke ‘getrapte’ aanvraag in te dienen. Verweerder heeft dan ook de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. De aanvrager moet wel de gelegenheid hebben gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Uit deze ‘kan-bepaling’ volgt dat het bestuursorgaan bij deze beslissing beleidsruimte heeft, waardoor de rechtbank een dergelijke beslissing terughoudend moet toetsen (zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 februari 2018,
ECLI:NL:RVS:2018:407, r.o. 8.1, en 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1053, r.o. 3.2).
5.2.
Niet in geschil is dat eiser de gelegenheid is geboden de aanvraag aan te vullen door kenbaar te maken op welk van de twee varianten de aanvraag ziet. Wel in geschil is of verweerder de aanvraag buiten behandeling heeft kunnen stellen met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het voor de beoordeling van de aanvraag van belang is dat eiser een keuze maakt tussen de twee bouwplannen. Door geen ondubbelzinnige keuze te maken heeft eiser onvoldoende gegevens verstrekt voor de beoordeling van de aanvraag. Dit betekent dat verweerder de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling heeft kunnen stellen. Eisers betoog dat wel sprake is van voldoende gegevens doordat verweerder eerst het bouwplan voor tien verdiepingen kan behandelen en, indien dat wordt afgewezen, het bouwplan van vijf verdiepingen kan beoordelen, leidt niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hiermee geprobeerd om twee bouwplannen binnen één aanvraag beoordeeld te krijgen. De wet voorziet niet in een dergelijke mogelijkheid. De rechtbank acht hierbij van belang dat de beslistermijnen voor verweerder niet zijn gebaseerd op de situatie waarin verweerder meerdere bouwplannen dient te beoordelen binnen één aanvraag. Indien eiser meer duidelijkheid had willen krijgen over de haalbaarheid van zijn bouwplan(nen), dan had het op zijn weg gelegen om hierover in overleg te treden met verweerder alvorens de aanvraag in te dienen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.