ECLI:NL:RBDHA:2021:10208
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 4 augustus 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde op 19 augustus 2021 heeft aangegeven geen contact meer te hebben kunnen krijgen met eiser. Gezien deze omstandigheden en de vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, concludeert de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat het procesbelang van eiser is komen te vervallen, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenverdeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak.