ECLI:NL:RBDHA:2021:10071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
NL21.4849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf voor een Eritrees pleegkind op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om eiseres, een Eritrees pleegkind, een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen. Eiseres, geboren in 2008, heeft op 21 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een mvv met als verblijfsdoel 'familie en gezin'. De aanvraag werd afgewezen omdat de identiteit van eiseres en haar biologische ouders niet aannemelijk was gemaakt. De staatssecretaris stelde dat er geen bewijsnood was voor het overleggen van officiële documenten en dat de verklaringen van de pleegvader onvoldoende waren om de gestelde identiteit te onderbouwen.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat zij het ontbreken van documenten niet voldoende heeft weten te verklaren. Eiseres heeft een verklaring van de lokale Eritrese autoriteiten overgelegd en stelde dat er inspanningen zijn geleverd om in contact te komen met haar biologische ouders. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de identiteit van de biologische ouders niet met documenten was onderbouwd en dat er onvoldoende bewijs was voor de pleegrelatie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet gehouden was tot nader onderzoek en dat het beroep ongegrond was.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de belangen van het kind niet in het geding waren, omdat de gezinsrelatie met de pleegvader niet was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4849

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering om haar een mvv te verlenen kennelijk ongegrond verklaard. [1]
Eiseres heeft op 31 maart 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Deniz, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [Naam 2] (referent).

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 2008 en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Zij heeft op 21 februari 2019 een aanvraag gedaan tot afgifte van een mvv, met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (de aanvraag). Eiseres beoogt verblijf in Nederland bij referent, haar gestelde pleegvader.
2. Bij besluit van 3 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de gestelde identiteit van eiseres en haar biologische ouders, noch hun onderlinge familierechtelijke relatie aannemelijk is gemaakt. Daarbij heeft verweerder geen bewijsnood aangenomen voor het overleggen van officiële documenten. Uit de verklaringen van referent leidt verweerder af dat de moeder van eiseres familie heeft, bij wie documenten liggen. Niet is gebleken welke inspanningen referent heeft verricht in zijn zoektocht naar de moeder van eiseres. Om die reden kan niet zonder meer worden aangenomen dat de ouders van [Naam] spoorloos zijn, dat zij alle documenten bij hun vlucht hebben meegenomen en dat eiseres om die reden geen verdere documenten kan overleggen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte stelt dat zij het ontbreken van documenten niet voldoende heeft weten te verklaren. Zij wijst erop dat referent heeft verklaard waarom er geen documenten over haar identiteit en die van haar biologische ouders aanwezig zijn. Haar biologische ouders zijn uit Eritrea gevlucht en het contact is sindsdien verloren. Ter onderbouwing hiervan is een verklaring overgelegd van de lokale Eritrese autoriteiten. De wél beschikbare documenten zijn overhandigd. Verder heeft referent zonder succes geprobeerd om in contact te komen met zijn broer, de biologische vader van eiseres, zowel via informele bronnen, zoals familie, als formele bronnen, zoals het Rode Kruis. Eiseres meent dat zo voldoende inspanning is geleverd om in contact te komen met haar biologische ouders. Gelet hierop had verweerder eventueel zelf nader onderzoek moeten doen naar hetgeen met de ontbrekende documenten zou moeten worden aangetoond. Eiseres stelt verder dat, op basis van de Eritrese wet- en regelgeving en gezien de omstandigheden van overige familieleden, referent de aangewezene is om de zorg voor haar te dragen. Referent heeft ook feitelijk voor het gezin gezorgd. Een formele voogdijverklaring wordt slechts opgesteld wanneer er een conflict bestaat over de voogdij of wanneer niemand in de familie in staat is de voogdij op zich te nemen. Verweerder heeft volgens eiseres dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom de pleegrelatie niet aannemelijk wordt geacht. Eiseres noch referent zijn gehoord. Tot slot stelt eiseres dat verweerder niet is ingegaan op de punten 9 en 10 van het aanvullend bezwaarschrift.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Een mvv kan worden verleend aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. [2] Een verblijfsvergunning onder beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid wordt verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van verweerder feitelijk behoort en reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van die hoofdpersoon en dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat. [3]
5. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat die beoordeling in het geval van een gesteld pleegkind onlosmakelijk verbonden is met de beoordeling of dat pleegkind nog behoort tot het gezin van de biologische ouders. [4]
6. In beroep wordt, gezien de minderjarigheid van eiseres, door verweerder niet langer tegengeworpen dat haar identiteit niet is aangetoond.
7. Vaststaat dat de identiteit van de biologische ouders van eiseres niet met documenten is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder om de door hem genoemde reden op dit punt geen bewijsnood hoeven aannemen. Behalve de pas in bezwaar gestarte trace-procedure bij het Rode Kruis is niet gebleken van aantoonbare inspanningen om in contact te komen met de familie van de moeder van eiseres, om zo mogelijk documenten te verkrijgen die de identiteit van de biologische ouders van eiseres onderbouwen. Onder deze omstandigheden is verweerder niet gehouden tot het doen van nader onderzoek.
8. Voor zover is verwezen naar de overgelegde voogdijverklaring van de lokale Eritrese autoriteiten geldt dat die geen enkele informatie bevat over de identiteit van de biologische ouders van eiseres. Verder biedt de verklaring geen inzicht in de reden waarom de biologische ouders niet voor eiseres zorgen. Ten slotte is niet duidelijk waarop de lokale autoriteiten zich baseren voor hun verklaring dat referent en zijn echtgenote vanaf 2013 de zorg voor eiseres op zich hebben genomen en dat de echtgenote na het vertrek van referent het gezag over eiseres heeft.
9. Verweerder heeft daarom terecht aan eiseres tegengeworpen dat niet is aangetoond wie haar biologische ouders zijn en dat evenmin aannemelijk is gemaakt dat geen van beiden voor eiseres kunnen zorgen. Nu hierdoor niet kan worden vastgesteld dat eiseres niet langer tot het gezin van haar biologische ouders behoort, kan evenmin worden geconcludeerd tot een feitelijke gezinsband met referent. De enkele verklaring dat eiseres en referent in Eritrea in gezinsverband hebben geleefd, is hiervoor onvoldoende.
10. In de punten 9 en 10 van het aanvullend bezwaarschrift heeft eiseres zich beroepen op het belang van het kind. Dat verweerder hier in het bestreden besluit niet op in is gegaan, leidt niet tot een geslaagd beroep, nu de gezinsrelatie met referent niet is vastgesteld en dus evenmin is vast te stellen dat het in het belang van eiseres is om met hem te worden herenigd. Het beroep op het arrest E. [5] gaat in dit geval niet op. Immers staat niet vast dat de biologische ouders van eiseres zijn overleden. Evenmin blijft zij alleen achter in het land van herkomst. Uit informatie van referent volgt namelijk dat eiseres bij de ouders van referent verblijft in Eritrea. Voor zover referent heeft gesteld dat zijn ouders niet langer in staat zijn om voor eiseres te zorgen, is dat niet met documenten onderbouwd.
11. Van het horen in bezwaar mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Awb worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [6] Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Artikel 3.13, eerste lid, in samenhang met artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
4.ABRvS 4 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:25 en 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1000.
5.HvJEU 13 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:192.
6.Algemene wet bestuursrecht.