ECLI:NL:RBDHA:2021:10029
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 13 juni 2021 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser, die niet verschenen was voor de zitting, ongegrond verklaard.
De rechtbank overwoog dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij op de uitgenodigde data voor het aanmeldgehoor was verschenen. De staatssecretaris had het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Frankrijk had het verzoek om terugname aanvaard, wat de rechtbank als voldoende basis beschouwde voor de beslissing van de staatssecretaris.
De eiser voerde aan dat hij ten onrechte niet was gehoord en dat er twijfels waren over de behandeling van zijn asielverzoek in Frankrijk. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel had toegepast en dat er geen reden was om aan te nemen dat Frankrijk zijn verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.