ECLI:NL:RBDHA:2021:10026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
NL21.10363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige seksuele geaardheid van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser zijn gestelde seksuele geaardheid niet aannemelijk kon maken. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat de seksuele geaardheid van de eiser ongeloofwaardig was.

De eiser had in zijn asielaanvraag aangegeven dat hij Marokko had verlaten vanwege zijn homoseksualiteit en de problemen die hij daar als gevolg daarvan had ondervonden. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de eiser over zijn gevoelens en ervaringen te algemeen en inconsistent waren. De eiser had moeite om gedetailleerd te verklaren over zijn seksuele geaardheid en de gevolgen daarvan in Marokko, wat de geloofwaardigheid van zijn verklaringen ondermijnde.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser, maar dat de eiser niet in staat was geweest om zijn geaardheid aannemelijk te maken. De rechtbank bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar. De uitspraak werd gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.10363
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. E.S. van Aken), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.10634, op 11 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Marokkaanse nationaliteit.
2. Op 28 augustus 2019 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Verweerder heeft deze aanvraag in eerste instantie niet in behandeling genomen omdat ingevolge de toepasselijke bepalingen van de Dublinverordening1 Slovenië verantwoordelijk was voor eisers verzoek om internationale bescherming. Verweerder heeft eiser op 19 mei 2021 bericht dat hij wordt opgenomen in de nationale asielprocedure omdat eiser niet binnen de uiterste overdrachtstermijn aan Slovenië is overgedragen. Op 1 juni 2021 heeft eiser wederom een asielaanvraag ingediend bij verweerder.
3. Eiser heeft samengevat aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Marokko heeft verlaten omdat hij homoseksueel is en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden.
1. Verordening (EU) 604/2013.
4. Verweerder heeft in het asielrelaas de volgende relevante elementen onderscheiden:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Gestelde seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen;
Het eerste relevante element heeft verweerder geloofwaardig geacht. Het tweede relevante element acht verweerder niet geloofwaardig.
5. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond2 omdat eiser afkomstig is uit Marokko dat kan worden beschouwd als veilig land van herkomst. Nu eiser zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt is er geen reden om aan te nemen dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor problemen welke verlening van internationale bescherming rechtvaardigen. Verweerder stelt dat eiser over zijn gevoelens en gedachten over de ontdekking van zijn seksuele geaardheid, na herhaaldelijk vragen, in algemene termen blijft hangen en dat hij geen blijk geeft van innerlijk overtuigende verklaringen. Zo is eiser gevraagd toe te lichten hoe hij zich voelde na zijn eerste ontdekking en hoe hij zijn geaardheid in Marokko, waar homoseksualiteit strafbaar is, heeft ervaren. Eiser vertelt weinig diepgaand over de gevoelens die in hem omgingen toen hij ontdekte dat hij gevoelens voor mannen had. Eiser blijft steken in algemeenheden en verklaart enkel dat hij meer voelde voor mannen dan voor vrouwen en dat hij zich bij mannen rustig en gelukkig voelde. In relatie tot de situatie dat homoseksualiteit in Marokko strafbaar is, vertelt eiser enkel dat hij zich benauwd en angstig voelde en Marokko een gevangenis voor hem was. Eiser verklaart verder in algemene termen dat hij de ‘dingen’ die homoseksuelen leuk vonden ook leuk vond. Wat dit precies inhield blijft na herhaaldelijk vragen onduidelijk. Eiser heeft verder wisselend verklaard over het moment waarop hij zich realiseerde dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen. Eiser kan tot slot niet vertellen hoe de relatie met [naam 1] is ontstaan en hij maakt weinig inzichtelijk hoe zij invulling gaven aan deze relatie. Eiser verklaart verder vaag en summier over het incident dat met [naam 1] samen heeft plaatsgevonden en degenen die hen hebben aangevallen. De omstandigheid dat eiser, nadat hij gewezen is op het belang van zijn gedachten en gevoelens, in algemeenheden en oppervlakkigheden blijft verklaren en zijn verklaringen bovendien geenszins authentiek zijn, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
6. Eiser betoogt, samengevat, dat verweerder het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser voert aan dat niet is gebleken dat verweerder rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en referentiekader. Eiser heeft slechts een beperkte opleiding genoten en hij heeft moeite om over zijn gevoelens te praten. Hierdoor is ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij minder goed in staat is diepgaand te verklaren. Eiser heeft verder geschetst hoe hij zich rond zijn dertiende jaar bewust werd van gevoelens voor mannen. Op zijn achttiende heeft eiser wel geprobeerd een relatie aan te gaan met een vrouw maar hij kon deze liefde niet beantwoorden omdat hij op mannen valt. Eiser heeft toen hij tweeëntwintig was zijn eerste serieuze relatie gehad met een man, genaamd [naam 1]. Eiser heeft voldoende verklaard over hoe hij [naam 1] heeft ontmoet en hoe zij hun relatie vormgaven. Het incident omstreeks juni 2018 waarbij eiser samen met [naam 1] in de auto is aangevallen door gemaskerde mannen. was voor eiser uiteindelijk de reden dat voor eiser kwam vast te staan dat Marokko voor hem, vanwege zijn seksuele geaardheid niet
2 Op grond van artikel 31, eerste lid Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b Vw.
kan worden beschouwd als veilig land van herkomst. Eiser heeft tot slot een brief van 29 mei 2021 overgelegd van LBGT Asylum support ter onderbouwing van zijn geaardheid. Eiser concludeert dat de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen en dat ten onrechte aan hem een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers gestelde seksuele geaardheid ongeloofwaardig is. Verweerder overweegt terecht dat eiser in algemeenheden verklaart wanneer hem wordt gevraagd naar zijn gevoelens en gedachten over de ontdekking van zijn geaardheid. Bovendien verklaart eiser wisselend over het moment waarop hij zich realiseerde dat hij op mannen valt. Zo heeft eiser eerst verteld dat hij tweeëntwintig was toen hij wist dat hij op mannen valt.3 Later stelt hij dat hij dit wist toen hij achttien4 was en vervolgens verklaart hij dat hij al wist dat hij op mannen valt toen hij ongeveer dertien jaar5 was. Ook noemt hij het bekijken van YouTube-filmpjes over homoseksualiteit een keerpunt.6 De toelichting op de tijdlijn in beroep maakt dit niet anders nu eiser in het aanvullend gehoor in de gelegenheid gesteld is hieromtrent helderheid te verschaffen. Dit is niet gelukt. Van eiser mag verwacht worden dat hij over dit punt helder, gedetailleerd en consistent verklaart.
8. De verklaringen van eiser omtrent zijn bezoek aan de bijeenkomsten van [naam 2] geven anders dan eiser stelt niet meer inzicht in de reden hoe hij erachter is gekomen dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen. Eiser verklaart wisselend dat [naam 2] een LHBTI- organisatie is en of zij binnen de organisatie wisten van de geaardheid van eiser.
9. Verweerder overweegt verder terecht dat eiser er niet in is geslaagd inzichtelijk te maken wat het met hem deed dat zijn geaardheid in Marokko strafbaar is. Ondanks dat eiser hiernaar herhaaldelijk is gevraagd in de gehoren kan eiser alleen verklaren dat hij zich angstig en benauwd voelde en Marokko een gevangenis voor hem was.7
10. De omstandigheid dat eiser het niet gewend is, mede vanwege zijn culturele achtergrond en beperkte opleiding, om over zijn gevoelens te verklaren neemt niet weg dat het aan eiser is om zijn gestelde geaardheid aannemelijk te maken. Anders dan eiser stelt heeft verweerder conform Werkinstructie 2019/17 voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder heeft het referentiekader in het bestreden besluit uiteengezet en uit de rapporten van het aanmeld- en aanvullend gehoor blijkt dat de gehoormedewerker eiser voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om over zijn asielrelaas te verklaren onder meer door nadere vragen te stellen en de vraagstelling aan te passen.8 Desondanks verschaft eiser onvoldoende inzicht in zijn gevoelens en gedachten omtrent zijn gestelde geaardheid.
3 Pagina 8 van het aanmeldgehoor.
4 Pagina 10 van het aanmeldgehoor en pagina 3, 4 van het aanvullend gehoor.
5 Pagina 13 aanmeldgehoor en pagina 6 en 7 van het aanvullend gehoor.
6 Pagina 13 van het aanmeldgehoor.
7 Pagina 8 aanmeldgehoor en pagina 6, 7 en 22 van het aanvullend gehoor.
8 Zie onder meer pagina 8,9 en12 van het aanmeldgehoor en pagina 4, 5 en 15 van het aanvullend gehoor.
11. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat eiser weinig diepgaand heeft verklaard over zijn relatie met [naam 1]. Eiser kan niet veel vertellen over hoe de relatie met [naam 1] is ontstaan. Hij vertelt enkel dat [naam 1] het restaurant bezocht waar eiser als kok werkte, hij hem fooi gaf en zij op enig moment telefoonnummers hebben uitgewisseld. Dit maakt niet duidelijk hoe er een relatie tussen hen is ontstaan. Eiser kan weinig vertellen over de gevoelens voor [naam 1] en hij kan enkel benoemen dat [naam 1] vriendelijk en respectvol was. Buiten de activiteiten die eiser samen met [naam 1] ondernam heeft hij niet inzichtelijk gemaakt hoe er verder invulling werd gegeven aan de relatie. Van eiser mag verwacht wordt dat hij meer kan vertellen over zijn relatie met [naam 1] met name nu eiser, naar eigen zeggen, door de relatie heeft beseft wat echte liefde inhoudt.
12. Ook ten aanzien van het gestelde incident waarbij eiser samen met [naam 1] in een auto zat en is aangevallen door gemaskerde mannen heeft verweerder dit niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser kan niet vertellen wanneer het incident in 2018 is voorgevallen. Hij weet verder niet wie de personen zijn die hen hebben aangevallen, ondanks dat zij hem bedreigden via facebook. De verklaring dat de personen gebruik zouden maken van een nep-account laat onverlet dat van eiser wel verwacht mag worden dat hij over het account kan verklaren. Voorts weegt niet in het voordeel van eiser mee dat hij geen documenten kan overleggen van de bedreigingen via facebook. Dat eiser, vanwege een nieuwe start na zijn vertrek uit Marokko alles heeft gewist valt, zoals verweerder terecht overweegt, niet in te zien. Het incident vormde voor eiser immers de reden om zijn land van herkomst te verlaten om elders om bescherming te zoeken. Dat eiser dan geen bewijs kan overleggen doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
13. Verweerder heeft verder de brief van de LGBTI Asylum Support van 29 mei 2021 onvoldoende mogen vinden om de gestelde geaardheid van eiser geloofwaardig te achten. Zoals verweerder terecht concludeert is het aan eiser om inzicht te verschaffen in zijn innerlijke gevoelens en emoties die gepaard gaan met de ontdekking van zijn gestelde homoseksualiteit en het daaropvolgend proces. Uit de brief blijkt dat de organisatie door middel van een videocall met eiser heeft gesproken over zijn redenen van asiel en de situatie voor lhbti’s in Marokko. Uit de uitspraak van de Afdeling9 van 4 augustus 202110 volgt dat uitgangspunt is dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen aannemelijk kan en moet maken. Dit laat onverlet dat bepaalde stukken kunnen dienen als ondersteunend bewijs en dat in sommige gevallen de seksuele gerichtheid van een vreemdeling hiermee toch aannemelijk is gemaakt ondanks ontoereikende verklaringen. In dit geval is eiser hierin niet geslaagd. Immers in de brief is enkel opgenomen waarover met eiser is gesproken aangaande zijn geaardheid en dat de brief dient ter ondersteuning van zijn asielaanvraag. LGBT Asylum support heeft geenszins benoemd dat zij zijn gestelde geaardheid wel aannemelijk achten. Met de brief heeft eiser dan ook niet zijn gestelde geaardheid aannemelijk gemaakt.
14. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierdoor heeft verweerder kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten11 en is aan eiser op goede gronden een inreisverbod12 voor de duur van twee jaren opgelegd. Het beroep is ongegrond.
9 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
11 Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
12 Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, en het vierde lid, van de Vw 2000.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr.
S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR16547189

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.