ECLI:NL:RBDHA:2021:10023
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens onbekende verblijfplaats van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag op 21 juli 2021 was afgewezen als ongegrond. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat eiser sinds 24 juli 2021 niet meer op de opvanglocatie was aangetroffen en dat de staatssecretaris niet wist waar eiser zich bevond. De rechtbank moest beoordelen of eiser ontvankelijk was in zijn beroep.
De rechtbank concludeerde dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en dat er in beginsel van uit moest worden gegaan dat hij geen prijs meer stelde op de gevraagde bescherming in Nederland. De gemachtigde van eiser kon zich niet uitlaten over het contact met eiser vanwege beroepsgeheim, maar overhandigde wel een e-mail van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) waaruit bleek dat eiser op 24 juli 2021 de opvanglocatie had verlaten. De rechtbank oordeelde dat het feit dat eiser niet meer was aangetroffen en zich niet had gemeld, betekende dat hij geen belang meer had bij een uitspraak op zijn beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.