ECLI:NL:RBDHA:2021:10023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
NL21.12281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onbekende verblijfplaats van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag op 21 juli 2021 was afgewezen als ongegrond. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat eiser sinds 24 juli 2021 niet meer op de opvanglocatie was aangetroffen en dat de staatssecretaris niet wist waar eiser zich bevond. De rechtbank moest beoordelen of eiser ontvankelijk was in zijn beroep.

De rechtbank concludeerde dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en dat er in beginsel van uit moest worden gegaan dat hij geen prijs meer stelde op de gevraagde bescherming in Nederland. De gemachtigde van eiser kon zich niet uitlaten over het contact met eiser vanwege beroepsgeheim, maar overhandigde wel een e-mail van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) waaruit bleek dat eiser op 24 juli 2021 de opvanglocatie had verlaten. De rechtbank oordeelde dat het feit dat eiser niet meer was aangetroffen en zich niet had gemeld, betekende dat hij geen belang meer had bij een uitspraak op zijn beroep.

De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12281
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A. Peeters).

ProcesverloopBij besluit van 21 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Uit het bericht van de Dienst Terugkeer en Vertrek van 3 augustus 2021 blijkt dat eiser met ingang van 24 juli 2021 niet meer op de opvanglocatie waar hij verbleef is aangetroffen. Nu ook verweerder desgevraagd niet weet waar eiser zich sindsdien ophoudt, ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser ontvankelijk is in het beroep. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [1] volgt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. [2] Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure.
3. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser te kennen gegeven dat hij zich vanwege zijn beroepsgeheim niet kan uitlaten over de vraag of hij nog contact onderhoudt met eiser en of eiser zich nog in Nederland bevindt. Wel heeft de gemachtigde van eiser een e-mailbericht van het COa [3] overgelegd, waaruit blijkt dat eiser vanwege een incident op 24 juli 2021 in een HTL [4] is geplaatst en dat hij deze locatie dezelfde dag op eigen gelegenheid heeft verlaten. Ook blijkt daaruit dat eisers daags daarna weer op de opvanglocatie werd gesignaleerd en dat hij toen van het terrein is begeleid met de mededeling dat hij zich voor opvang bij het AC kan melden. Sindsdien is eiser niet meer aangetroffen.
4. De rechtbank moet het dus doen met de vaststelling dat eiser met onbekende bestemming is vetrokken. Dit betekent dat ervan uit mag worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de gevraagde bescherming. Dat eiser, zoals zijn gemachtigde heeft betoogd, niet uit eigen wil is vertrokken maar feitelijk is weggestuurd, leidt niet tot een ander oordeel, nu eiser zich na zijn (gedwongen) vertrek uit de opvanglocatie niet meer heeft gemeld, terwijl gesteld noch gebleken is dat hij daartoe niet de mogelijkheid had. De rechtbank concludeert dan ook dat eiser geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2021 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
3.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
4.Handhavings- en toezichtlocatie.