ECLI:NL:RBDHA:2020:9939
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van opvolgende asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe elementen of bevindingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres, een Burundese vrouw, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die op 8 februari 2018 was afgewezen. Op 18 juni 2020 diende zij een opvolgende aanvraag in, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 juli 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 augustus 2020, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en de verweerder gehoord. Eiseres stelde dat er nieuwe elementen waren in de vorm van een iMMO-rapport, maar de rechtbank oordeelde dat dit rapport geen nieuw element of nieuwe bevinding vormde, omdat het eerder al was beoordeeld in de afwijzing van de eerste aanvraag. De rechtbank concludeerde dat er geen relevante wijziging van het recht was en dat de afwijzing van de eerste aanvraag formele rechtskracht had gekregen.
De rechtbank oordeelde verder dat de Staatssecretaris niet verplicht was om eiseres te horen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling van de aanvraag rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de Staatssecretaris om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren werd bevestigd. Eiseres had geen nieuwe elementen of bevindingen aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag, en de rechtbank vond geen bijzondere omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigden.