ECLI:NL:RBDHA:2020:9833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/576238 / FA RK 19-4894
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van eenhoofdig gezag aan de vader over het minderjarige kind na beoordeling van de gezagssituatie volgens Filipijns recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2020 een beschikking gegeven in een verzoek tot eenhoofdig gezag over een minderjarige. Het verzoek is ingediend door de vader, [Y], die sinds 2014 met het kind in Nederland verblijft. De moeder, [X], heeft geen bekende woon- of verblijfplaats en is niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de buitenlandse geboorteakte van het kind, [voornaam minderjarige], is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. De vader heeft verzocht om met onmiddellijke ingang met het eenhoofdig gezag te worden belast, omdat de moeder geen contact onderhoudt en niet meewerkt aan noodzakelijke beslissingen voor het kind.

De rechtbank heeft de internationale rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van artikel 8 van de Verordening Brussel II-bis. Tevens is het toepasselijke recht vastgesteld aan de hand van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, waarbij het Filipijnse recht in aanmerking is genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vader en de moeder gezamenlijk gezag hadden over het kind volgens Filipijns recht, maar dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De vader heeft geen contact meer met de moeder en kan daardoor niet de benodigde toestemming verkrijgen voor belangrijke zaken zoals de aanvraag van een paspoort.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat de vader met het eenhoofdig gezag wordt belast, gezien de feitelijke situatie waarin de moeder geen rol speelt in het leven van het kind. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader toegewezen en bepaald dat hij voortaan alleen het gezag over het kind zal uitoefenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-4894
Zaaknummer: C/09/576238
Datum beschikking: 20 juli 2020

Gezag

Beschikking op het op 28 juni 2019 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.J.W. Govers te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen en/of buiten Nederland.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 15 juli 2019 met bijlagen van de vader;
  • het bericht van 23 september 2019 met bijlage van de vader.
Op 25 mei 2020 is de zaak (door de maatregelen in verband met het coronavirus) ter videozitting met gesloten deuren behandeld. Hierbij waren digitaal aanwezig / telefonisch aanwezig: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en namens de Raad voor de Kinderbescherming de heer [medewerker RvdK] .
De moeder is in de Staatscourant op [publicatiedatum] 2020 opgeroepen om ter zitting te verschijnen. De moeder is niet verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank het bericht van 7 juli 2020 ontvangen met als bijlage de akte van inschrijving van de buitenlandse geboorteakte, van de vader.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Tijdens deze relatie is het volgende minderjarige kind geboren:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , Filipijnen.
  • Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) hebben de vader en [voornaam minderjarige] de Nederlandse nationaliteit.
  • Volgens de buitenlandse geboorteakte van [voornaam minderjarige] heeft de moeder de Filipijnse nationaliteit.
  • De buitenlandse geboorteakte van [voornaam minderjarige] is op [datum inschrijving] 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, aktenummer [aktenummer] van het jaar 2020.
  • Volgens de BRP verblijft [voornaam minderjarige] sinds 22 juli 2014 bij de vader in Nederland.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vader, zoals dat nu nog luidt, strekt tot:
  • primair: met onmiddellijke ingang de vader met het eenhoofdig gezag te belasten;
  • subsidiair: het eenhoofdig gezag van de moeder met onmiddellijke ingang te beëindigen door de vader met het eenhoofdig gezag te belasten;
  • meer subsidiair: te beslissen zoals de rechtbank juist en redelijk acht.
De moeder heeft geen verweer gevoerd en is niet ter Skype-zitting verschenen.

Beoordeling

Rechtsmacht
Aangezien de moeder de Filipijnse nationaliteit heeft en niet in Nederland verblijft, heeft de zaak internationaalrechtelijke aspecten. Nu de vader en [voornaam minderjarige] in Nederland verblijven, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de Verordening Brussel II-bis bevoegd om kennis te nemen van het verzoekschrift van de vader betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid.
Toepasselijk recht
Bij de bepaling van het toepasselijke recht voor een zaak die betrekking heeft op ouderlijke verantwoordelijkheid moet gekeken worden naar het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKBV 1996). Op grond van artikel 15, eerste lid, van dit verdrag past de Nederlandse rechter, wanneer hij bevoegd is om over de zaak te oordelen, het Nederlandse recht toe.
Familierechtelijke betrekking
Voor de rechtbank staat vast dat de buitenlandse geboorteakte van [voornaam minderjarige] en de daarop vermelde afstammingsrelaties voor erkenning in Nederland in aanmerking komen op grond van de artikelen 10:101 juncto 10:100 BW, nu de buitenlandse geboorteakte is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Het voorgaande betekent dat de vader als juridische vader van [voornaam minderjarige] wordt aangemerkt.
Gezagssituatie
In hoofdstuk III van het HKBV 1996 zijn bepalingen neergelegd betreffende het toepasselijke recht op kwesties van ouderlijke verantwoordelijkheid. Deze bepalingen hebben een universeel formeel toepassingsgebied. Artikel 20 bepaalt dat de bepalingen van dit hoofdstuk ook van toepassing zijn indien het daardoor aangewezen recht het recht is van een staat die niet een verdragsluitende staat is.
Artikel 16 HKBV 1996 bepaalt:
- dat het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind van toepassing is op
het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit;
- dat het recht van de staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het moment waarop de overeenkomst of de eenzijdige rechtshandeling van kracht wordt van toepassing is op het ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid door een overeenkomst of een eenzijdige rechtshandeling, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit.
[voornaam minderjarige] is geboren in de Filipijnen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank eerst naar Filipijns recht dient te beoordelen of de moeder en de vader gezamenlijk belast zijn met het gezag over [voornaam minderjarige] . Het ouderlijk gezag volgens het Filipijnse recht is geregeld in de artikelen 209 t/m 233 van de Family Code en het islamitische recht in de artikelen 71 t/m 80 Code of Muslim Personal Laws. Op grond van artikel 211 Family Code oefenen de moeder en de vader gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kind(eren) uit.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de vader en de moeder op grond van het Filipijnse recht gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] waren belast ten tijde van het opmaken van de geboorteakte van [voornaam minderjarige] .
Ter zitting is door de vader het verzoek ten aanzien van de custody agreement ingetrokken, zodat de rechtbank daaromtrent niets meer hoeft te beslissen.
Eenhoofdig gezag
De vader heeft primair verzocht te bepalen dat hij met onmiddellijke ingang met het eenhoofdig gezag wordt belast, subsidiair het eenhoofdig gezag van de moeder te beëindigen en de vader met het eenhoofdig gezag te belasten. Door de vader is gesteld dat hij sinds 2014 met [voornaam minderjarige] in Nederland woont. Sindsdien is er geen enkel contact meer geweest met de moeder. De moeder bekommert zich niet over [voornaam minderjarige] . De vader beschikt alleen over een e-mailadres van de moeder. Haar verdere situatie is de vader niet bekend. De moeder dient toestemming te geven voor de aanvraag van een paspoort voor [voornaam minderjarige] . De vader heeft de formulieren per e-mail toegezonden, maar daarop geen reactie verkregen.
Het is daarom in het belang van [voornaam minderjarige] dat uitsluitend de vader met het gezag wordt belast.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 16, derde lid, HKBV 1996, blijft de ouderlijke verantwoordelijkheid, die op grond van het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind bestaat, bestaan na verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere Staat. Nu de ouders op grond van het Filipijnse recht gezamenlijk het gezag over [voornaam minderjarige] hebben, hebben zij op grond van voormeld artikel op dit moment nog altijd samen het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] . Er is dus geen sprake van een gezagsvacuüm.
De rechtbank begrijpt het verzoek van de vader aldus dat hij verzoekt om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en hem voortaan alleen met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] te belasten. Artikel 1:253n BW is van toepassing.
Op grond van artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Uit de stellingen van de vader blijkt dat de omstandigheden sinds het bestaan van het gezamenlijk gezag van de ouders zijn gewijzigd. Daarom kan de vader worden ontvangen in zijn verzoek.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, in samenhang met artikel 1:251a, eerste lid, BW kan de rechter slechts bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat toekenning van het eenhoofdig gezag aan de vader anderszins in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de vader het gezag over [voornaam minderjarige] feitelijk al lange tijd alleen uitoefent en daarbij tegen praktische problemen aanloopt. De vader heeft slechts een e-mailadres van de moeder. De moeder is via dat e-mailadres niet bereikbaar gebleken voor de vader, althans zij verleent hem niet de benodigde toestemming voor de aanvraag van een identiteitsdocument voor [voornaam minderjarige] . Er is bovendien geen omgang of contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] . De moeder speelt aldus feitelijk geen rol in het leven van [voornaam minderjarige] . Zij handelt daarnaast niet in het belang van [voornaam minderjarige] door geen medewerking te verlenen aan (noodzakelijke) beslissingen ten behoeve van [voornaam minderjarige] . Daarom zal de rechtbank het verzoek van de vader om hem alleen te belasten met het gezag over [voornaam minderjarige] toewijzen.

BeslissingDe rechtbank:

bepaalt dat voortaan alleen aan de vader, [Y] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te [geboorteplaats 2] , het gezag over [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , Filipijnen, zal toekomen;
verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
20 juli 2020.