ECLI:NL:RBDHA:2020:978
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag Uganda; herhaalde aanvraag zonder nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Ugandese nationaliteit. De eiser had een herhaalde aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat aan de huidige aanvraag geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag waren gelegd. De eiser had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen, waarbij zijn homoseksuele gerichtheid als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwe elementen die de eiser aan zijn herhaalde aanvraag had toegevoegd, zoals een relatie met een man en de recente arrestatie van zijn moeder, niet voldoende waren om de aanvraag ontvankelijk te verklaren. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die de aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.