ECLI:NL:RBDHA:2020:9606
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over niet tijdig beslissen op asielaanvraag met dwangsom en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser op 29 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. Eiser heeft verweerder op 6 maart 2020 in gebreke gesteld, waarna hij op 17 april 2020 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder verzocht om alle stukken in te dienen en een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder heeft gereageerd met het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege de coronamaatregelen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is en dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een beslissing moet nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en is bekendgemaakt op 30 september 2020.